Als nieuwe campagneleider van de PvdA kan Manuel Kaal niet wachten totdat het campagnegeweld rond de Staten en waterschapsverkiezingen gaat losbarsten. Wat is hij van plan? Hoe landelijk worden de verkiezingen? En zitten er nog andere verrassingen in de hoge hoed?
Om maar meteen met de deur in huis te vallen. Gaan we het in aanloop naar maart überhaupt nog over de provincies en waterschappen hebben?
‘Nou, in principe natuurlijk wel. Het zijn geen landelijke verkiezingen, dus dat betekent dat de provincies en waterschappen aan zet zijn.’
Ik proef een maar.
‘De andere kant van het verhaal is dat de getrapte verkiezingen van de Eerste Kamer ook op de agenda staat. En daarmee komt het kabinet in beeld. De kans dat zij nog minder zetels over houden, is vrij reëel. Ze hebben nu al geen meerderheid en staan in de peilingen op een groot verlies.’
Dus?
‘Of je het nu wilt of niet: de campagne krijgt een nationaal karakter. Landelijke thema’s gaan het debat domineren.’
Aan welke thema’s denk je dan?
‘Naast het inhoudelijke verwacht ik ook een populariteitstest voor het kabinet. Op dit moment is dat vertrouwen historisch laag.
Zoals het er nu naar uitziet zullen drie maatschappelijke problemen belangrijk zijn. Allereerst de koopkracht. Het energieplafond, dat er op ons initiatief en na lang dralen van het kabinet kwam; de torenhoge inflatie; de loonsverhogingen en cao-onderhandelingen; het wel of niet bevriezen van de huren; en de moeizame totstandkoming van het pensioensakkoord. Eigenlijk alles wat direct invloed heeft op de portemonnee van burgers.’
Niet direct zaken die je associeert met de provincie dus.
‘Nee, bij het tweede thema is die link er duidelijk wel. Met het rapport van Remkes is het stikstofdossier natuurlijk nog niet opgelost. Hoewel provincies verantwoordelijk zijn voor de uitvoer en het belangrijk is dat PvdA-fracties daar een goed antwoord op hebben, verwacht ik toch dat het een landelijke dynamiek gaat krijgen.
En dat is al helemaal het geval bij het laatste belangrijke thema: asiel. We kennen allemaal de beelden van Ter Apel en het tekort aan opvangplekken. Ook dat is voor maart niet opgelost en zal een belangrijke rol spelen. Het zijn stuk voor stuk lakmoesproeven voor het kabinet, waar je als PvdA op moet inspelen.’
Is dat niet risicovol: wordt de PvdA niet vereenzelvigd met de gevestigde orde?
‘We zijn natuurlijk geen onderdeel van het kabinet. Dus is het zaak om dat onderscheid te benadrukken. We zitten niet in het kabinet en we zaten er de vorige keer ook niet in. Als PvdA hebben we hele goede ideeën over hoe we de samenleving beter kunnen maken. Ik denk dat we dat moeten uitdragen.’
Dat kan zijn, maar de erfenis van Rutte II lijkt nooit ver weg. Een paar weken geleden werd de voor PvdA’ers confronterende documentaire ‘What’s left’ uitgezonden. Is het niet belangrijk om daar ook rekenschap van te geven?
‘Volgens mij hebben we dat wel gedaan. Rutte II ligt inmiddels vijf jaar achter ons en sindsdien heeft de Kamerfractie echt een andere smoel getoond. Ik denk dat we de schroom van het verleden van ons moeten afwerpen en juist die idealen, bestuurlijke ervaring en lange traditie weer moeten omarmen. Onze ideeën zijn een heel goed antwoord op de uitdagingen van deze tijd. Misschien hebben ze een likje verf nodig en moeten we er wat uit de mottenballen halen, maar het verhaal is relevanter dan ooit.’
Landelijke thema’s dus, maar geen landelijke opkomst. Wat betekent dat voor de strategie?
‘Bij de Tweede Kamerverkiezingen is het niet de vraag of mensen gaan stemmen, maar wat. Bij tweede orde verkiezingen ligt dat net even anders. Dan moet je mensen eerst zover krijgen om naar het stembureau te gaan. Daar moet je echt je best voor doen. Door zichtbaar op straat te zijn en mensen te overtuigen dat hun stem ertoe doet.’
Maar is het dan niet verstandiger om vooral je eigen electoraat te mobiliseren. Dat wil zeggen: de sociaal bewogen 55-plussers.
‘Natuurlijk is het belangrijk om die groep te bereiken. Maar het is me veel te beperkt. Hoe mooi zou het zijn als we weer jongere groepen kunnen overtuigen van het sociaal-democratische verhaal? We moeten daarom ook op jongere mensen – die sowieso al minder stemmen – richten. Dat kan echt met onze ideeën, die juist over hun bestaanszekerheid en toekomst gaan.’
Over de toekomst gesproken: de landelijke samenwerking met GroenLinks krijgt steeds meer vorm. Hoe gaat zich dat de komende maanden vertalen?
‘Landelijk werken we intensief samen met GroenLinks. Inhoudelijk met steeds meer succes, zie ook het energieplafond. We hebben samen het koopkrachtpakket gelanceerd. En daarnaast hebben we meerdere Townhalls georganiseerd. Zo staan er een hele reeks aan gezamenlijke initiatieven op de rol. Dus ook in de campagne zal je zien dat we elkaar opzoeken en gezamenlijk een antwoord hebben op de uitdagingen, waar Nederland voor staat.’
In de provincies lijkt dat enthousiasme soms te ontbreken. Alleen in Zeeland is er een gezamenlijke lijst en sommige provincies is men zelfs van plan om de verschillen met GroenLinks te benadrukken. Wat vind je daarvan?
‘Wat mij betreft kunnen er meerdere verhalen bestaan. Landelijk gezien zijn onze verhalen complementair aan elkaar. Regionaal kan dat anders liggen. De ene provincie is de andere niet. Brabant is Groningen niet.’
Dat is natuurlijk waar. Toch lijkt me dat campagnetechnisch niet helemaal de eensgezinde boodschap die je wilt uitstralen.
‘Verschillen zijn op zich helemaal niet erg, zolang je maar duidelijk je eigen positie markeert en weet waar de ander staat. Daar moet je wel zo vroeg mogelijk duidelijk over zijn. Als het pas in een later stadium van de campagne aan het licht komt, is het wel problematisch. Je hoeft het niet per se 100% met elkaar eens te zijn, maar als je weet wat de ander vindt, voorkom je onaangename verrassingen en ga je niet rollebollend over straat.’
Nog even over jezelf. Je bent afkomstig uit de wereld van opiniepeilingen. Hoe ga je die kennis tijdens de campagne inzetten?
‘Met een datagedreven campagne. Veel van de dingen die we zullen gaan doen zijn gebaseerd op data, waaronder ook verschillende – open source – bronnen. Daardoor kan je echt best wel goed voorspellen hoe de publieke opinie zich gaat ontwikkelen. Dan moet je denken zaken als hoe vaak we genoemd worden op de (sociale) media en hoe het sentiment is. Daarin kan je specifiek inzoomen op lokaal en provinciaal.’
Alle gewesten krijgen wekelijks een rapport op de mat?
‘Nee dat niet, maar wel dat je continu data aan het verzamelen bent. En dat je op basis daarvan je boodschap of argumenten aanpast.’
Klinkt goed, maar waarin zit het verschil precies met een reguliere campagne? Dan houd je toch ook het nieuws bij?
‘Een datagedreven aanpak zorgt ervoor dat je dingen eerder weet, dat je eerder op bepaalde sentimenten kan reageren. Eerder weten wat er gebeurt is essentieel in een campagne. Dan kan je je voorbereiden, de agenda bepalen en de toon van het debat naar je hand zetten. Dat kan net het verschil maken in de vraag of je issue owner wordt of dat je achter de feiten aanloopt.’
Leg uit.
‘Je hebt best wat opinieonderzoek over wat mensen belangrijk vinden. Dan heb je een top 5. Op zich natuurlijk reuze interessant, maar een rapport blijft een momentopname. Een hele reeks aan rapporten van verschillende bronnen laten echter een trend zien. Dan zie je bijvoorbeeld dat klimaat op dit moment even wat minder belangrijker gevonden wordt dan bestaanszekerheid. Ook zorg was midden in corona super urgent en is dat nu wat minder.
Natuurlijk kan dat over twee maanden weer anders zijn. Daarom is het ook zo essentieel om die trends nauwkeurig bij te houden. Dan merk je dat een onderwerp ineens van plek tien naar vijf gaat en ga je denken “wat is hier aan de hand”. Als je je baseert op één onderzoek, zie je alleen die plek vijf, denk je niet zo belangrijk en mis je de trend volledig.’
Afbeelding: Piroschka van de Wouw | ANP