De zomer zit erop en het politieke seizoen staat op het punt om los te barsten. Hoogste tijd voor een nieuwe analyse over de nieuw gevormde coalities. In eerdere analyses splitsten we al uit in welke gemeenten sociaal-democratische bestuurders het verschil gaan maken, in wat voor coalities dat gaat gebeuren en waar we buiten de boot zijn gevallen. Dit keer duiken we verder de diepte in. Hoe zit het met het aandeel vrouwelijke wethouders? Wat gaan de wethouders eigenlijk doen? En vanaf welke positie in de raad neemt de kans op deelname aan een coalitie af?
Meer vrouwelijke wethouders, maar het houdt niet over
Nog nooit zaten er zoveel vrouwen in de gemeenteraden. Van alle verkozen raadsleden tijdens de gemeenteraadsverkiezingen is 37% vrouw. In 2018 lag het aantal vrouwelijke raadsleden voor het eerst boven de dertig procent: 34% van de verkozen raadsleden was vrouw, hoewel dit aantal tijdens de bestuursperiode daalde naar 31%. Die 37% nu is dus zeker een mijlpaal, net als het feit dat het aandeel vrouwelijke raadsleden de afgelopen paar verkiezingen toe bleef nemen, maar tegelijkertijd is er nog een lange weg te gaan.
Nu de coalitieonderhandelingen in vrijwel alle gemeenten zijn afgerond, is het interessant om ook de samenstelling van de colleges onder de loep te nemen. Vertaalt de toename van het aantal vrouwen in de gemeenteraden zich ook naar de colleges?
In 2022 iets meer vrouwelijke wethouders dan in 2018
Na de verkiezingen van 2018 was 26% van de wethouders vrouw. Van alle tot nu toe geïnstalleerde wethouders is 28,73% vrouw. Een kleine toename dus, maar vooralsnog blijft de man-vrouw verdeling in de colleges uit balans en ook op andere vlakken mist diversiteit. Toch zijn er verschillende lichtpuntjes.
Colleges blijven mannenbolwerken, maar minder dan voorheen
Het aantal colleges dat geheel uit mannelijke wethouders bestaat, is na de verkiezingen afgenomen. In 2020 hadden 103 van de toen 355 gemeenten een college met alleen mannelijke wethouders. Van de 330 gemeenten waar afgelopen maart verkiezingen waren en waar inmiddels een nieuw college is, zijn er 92 met enkel mannelijke wethouders. In 61 van deze gemeenten complementeert een mannelijke burgemeester het gezelschap. Vier van de 92 gemeenten behoren tot de G40: Assen, Enschede, Oss en Westland. Het is een positieve ontwikkeling dat het aantal mannenbolwerken afneemt, maar het gaat toch nog steeds om meer dan een kwart van de gemeenten.
Opvallend genoeg hebben alleen kleine gemeenten volledig vrouwelijke colleges
In 34 gemeenten is de man-vrouw verdeling in de colleges gelijk en veertig gemeenten hebben meer vrouwelijke- dan mannelijke wethouders. Van deze veertig gemeenten zijn er zes met alleen vrouwelijke wethouders. Het is een schamel record, eerder waren er maximaal vier gemeenten per bestuursperiode waar dit het geval was. Opvallend genoeg zijn het allemaal kleinere gemeenten, met minder dan 40.000 inwoners: Tytsjerksteradiel, Bunnik, Culemborg, Ouder-Amstel, Teylingen en Terschelling. De laatste drie gemeenten hebben tevens een vrouwelijke burgemeester.
Voor het eerst een vrouw als wethouder
Een ander lichtpuntje is dat het aantal gemeenten waar nog nooit een vrouwelijke wethouder is geweest, weer wat is afgenomen na de verkiezingen. Staphorst – de gemeente in de Biblebelt waar de SGP sinds jaar en dag dominant is – heeft met de benoeming van Herriët Brinkman (CDA) voor het eerst in de geschiedenis een vrouw in het college. Twaalf jaar eerder waren Brinkman en Liesbert Lubberink (PvdA) de eerste vrouwen die in de gemeenteraad van Staphorst kwamen. Ook het Limburgse Leudal heeft voor het eerst (sinds het ontstaan van de fusiegemeente op 1 januari 2007) een vrouw in het college.
Staphorst heeft voor het eerst een vrouw als wethouder
Er blijven drie gemeenten over die nog nooit een vrouwelijke wethouder hebben gehad: Druten, Eijsden-Margraten (fusiegemeente, ontstaan 1-1-2011) en Zwartewaterland (fusiegemeente, ontstaan 1-1-2001).
Linkse en progressieve partijen hofleverancier vrouwelijke wethouders
De PvdA scoort al jarenlang boven het landelijk gemiddelde qua percentage vrouwelijke wethouders. Het aantal vrouwelijke PvdA raadsleden nam na de verkiezingen fors toe, van 35% naar 42%. Dit vertaalt zich echter niet in een toename van het aandeel vrouwelijke wethouders: dat blijft gelijk op 32%. Nog steeds hoger dan het landelijk gemiddelde, maar het kan absoluut beter.
Het aandeel vrouwelijke PvdA-wethouders blijft op 32% steken
De progressieve en linkse partijen zijn hofleverancier van vrouwelijke wethouders. GroenLinks steekt er met kop en schouders bovenuit: 42% van de wethouders is vrouw. D66 volgt op een tweede plek met 39% en de PvdA sluit de top drie af met 32%. Daarmee blijft de top drie hetzelfde als in de vorige bestuursperiode én die daarvoor.
N.B.: ‘overig’ zijn wethouders die geen partij representeren. ‘Overig landelijk’ zijn wethouders van Volt, DENK, 50PLUS of lijstcombinaties zoals D66+GL of CDA-CU.
Nog stappen te zetten
De vrouwelijke wethouders zijn aan een gestage opmars bezig en dat is goed nieuws. Vrouwen in de politiek zijn een rolmodel en kunnen zo andere vrouwen inspireren om ook politiek actief te worden, waardoor gemeenteraden en colleges hopelijk een evenwichtigere man-vrouw verdeling krijgen.
Toch zijn er nog stappen te zetten. Niet alleen de man-vrouw verdeling in de raden en colleges kan evenwichtiger, ook breder genomen valt er een wereld te winnen als het om diversiteit gaat. Raden en colleges zijn nu zelden een goede afspiegeling van de samenleving, terwijl dat wel belangrijk is voor de besluitvorming. Hoe diverser de politiek is, hoe evenwichtiger het perspectief is en hoe meer aandacht er is voor onderwerpen die anders buiten beeld zouden blijven.
Rood voert nog steeds de boventoon bij portefeuilleverdeling
Om verder de balans op te maken is niet alleen de kwantiteit, maar ook de kwaliteit van belang. Met andere woorden: op welke onderwerpen gaan onze wethouders de komende periode het verschil maken? En komen daarbij de sociaal-democratische idealen van pas of zal het vooral het technocratische verschuiven van posten op de begroting zijn?
Wanneer we naar de portefeuilles van de komende periode kijken, zien we dat de meeste wethouders hun rode ideeën met gemak in de praktijk kunnen brengen. Met een zeer nipte voorsprong is werk en inkomen het populairst. 64 wethouders hebben de aloude A van de PvdA in hun takenpakket. Vijftig doen dat alleen namens de PvdA, zeven namens een progressieve samenwerkingspartij en nog eens zeven namens de combinatie PvdA-GL.
De A van PvdA blijkt het populairst
Plek nummer twee is eveneens ingeruimd voor een klassiek sociaal-democratisch thema: zorg en welzijn. Maar liefst 63 rode bestuurders gaan zich daar tot 2026 voor inzetten. De top drie wordt gecomplementeerd door de portefeuille, waar het wethouderssocialisme bekend om is. 52 wethouders wonen houden de traditie van Wibaut en Schaefer hoog en gaan de komende vier jaar betaalbare en fatsoenlijke volkshuisvesting in hun gemeente realiseren. Daarbij valt in vergelijking met werk en inkomen, en zorg en welzijn op dat relatief weinig wethouders namens een progressieve samenwerkingspartij wonen in hun portefeuille hebben en iets meer PvdA-GL bestuurders de wooncrisis zullen gaan bestrijden.
Zoals gezegd kunnen de nieuwe wethouders hun sociaal-democratische idealen volop kwijt in hun werkzaamheden. Na de top drie volgen stuk voor stuk linkse portefeuilles: duurzaamheid (46), jeugd (39), onderwijs (37), kunst en cultuur (36).
Populairste portefeuilles onder wethouders van PvdA, progressieve samenwerkingspartijen en PvdA-GL |
||
Plek |
Portefeuille |
Aantal |
1 |
Werk & inkomen |
64 |
2 |
Zorg & welzijn |
63 |
3 |
Wonen |
52 |
4 |
Duurzaamheid |
46 |
5 |
Jeugd |
39 |
Thema’s als recreatie en toerisme (14), verkeer en vervoer (20) en ook financiën (24) blijven daarbij achter. Wel opvallend is dat de in tijden van stijgende energielasten en duurdere boodschappen zeer relevante portefeuille van armoede en schulden maar veertien keer wordt bezet door een sociaal-democraat. Daarbij moet wel worden aangetekend dat deze onderwerpen in veel gemeenten zijn ondergebracht onder de noemer werk en inkomen.
Minst populaire portefeuilles onder wethouders van PvdA, progressieve samenwerkingspartijen en PvdA-GL |
||
Plek |
Portefeuille |
Aantal |
11 |
Participatie |
25 |
12 |
Financiën |
24 |
13 |
Verkeer & vervoer |
20 |
14 |
Armoede & schulden; recreatie & toerisme |
14 |
15 |
Diversiteit |
5 |
Zelfde idealen, iets andere voorkeur
Een van de belangrijkste onderwerpen van de afgelopen verkiezingen was de linkse samenwerking. Welke portefeuilles nemen onze wethouders van PvdA-GL en de progressieve samenwerkingspartijen in? En is daarin een verschil merkbaar met de ‘normale’ PvdA’ers?
Als we de top drie van PvdA-GL’ers en PvdA’ers vergelijken zien we toch wel een verschil in voorkeur. Waar de sociale portefeuilles bij de PvdA’ers het populairst zijn, is het fysiek domein het terrein van de PvdA-GL’er. Duurzaamheid eindigt bij de PvdA-wethouders op een schamele plek zeven, terwijl die portefeuille bij bestuurders namens PvdA-GL het populairst is. Hierbij is het natuurlijk wel zo, dat PvdA-wethouders vaak in een college zitten met GroenLinks en dat het in de lijn der verwachting ligt dat GroenLinksers daarin duurzaamheid voor hun rekening nemen en PvdA’ers het sociaal domein doen.
Duurzaamheid is populair onder bestuurders van PvdA-GL
Bij de progressieve samenwerkingspartijen is een wat evenwichtiger beeld te zien: het sociaal en fysiek domein bezetten daar beiden de eerste positie en het verschil met de nummers vier, vijf en zes is klein. Sport, Jeugd en Kunst & Cultuur zijn precies even geliefd.
Top drie portefeuilles |
|||
Plek |
PvdA |
PvdA-GL |
Progressieve samenwerkingspartij |
1 |
Werk & inkomen |
Duurzaamheid |
Zorg & welzijn, duurzaamheid |
2 |
Zorg & welzijn |
Wonen |
Werk & inkomen |
3 |
Wonen |
Werk & inkomen, jeugd |
Financiën |
Aantal partijen per coalitie en positie in de raad
Net als de Tweede Kamer is het lokale politieke landschap behoorlijk versplinterd en zijn er een uitzondering daargelaten vaak geen partijen meer die er echt boven uitspringen. Voor de PvdA geldt dat al helemaal. Weliswaar zijn we vergeleken met de verkiezingen van 2018 in meer gemeenten de grootste, meestal is de PvdA een middenpartij. Wat heeft die middenpositie voor effect op de coalitiedeelname? En vanaf welke positie wordt de kans op coalitiedeelname kleiner?
Vierpartijencoalities komen het meeste voor
Om die vragen te beantwoorden moeten we allereerst kijken naar de positie van de PvdA, PvdA-GL en de progressieve samenwerkingspartijen. In 21% van de gemeenten eindigden we in maart op de vierde plek, in 18% op de vijfde, in 16% op de zesde en in 13% op de derde plek. Het is dus niet zo verwonderlijk, dat we vaak met drie of meer partijen aan de coalitie deelnemen. Met 45% (62 van de 138 coalities) komen de vierpartijencoalities het meeste voor. Daarna volgen de colleges met drie partijen (30%, 41 coalities) en met vijf partijen (17%, 23 gemeenten). Het aantal gemeenten waar we deelnemen aan een coalitie bestaande uit 2, 6, 7 of 8 partijen is bijna op twee handen te tellen (in totaal gaat het om twaalf coalities).
Positie in de raad en kans op coalitiedeelname |
||||
Positie in raad |
Aantal gemeenten |
In coalitie |
In oppositie |
Verhouding coalitie/oppositie in % |
1 |
15* |
14 |
1 |
93% (coalitie)/ 7% (oppositie) |
2 |
23 |
15 |
8 |
65% (coalitie)/ 35% (oppositie) |
3 |
39 |
25 |
14 |
64% (coalitie)/ 36% (oppositie) |
4 |
62 |
32 |
30 |
52% (coalitie)/ 48% (oppositie) |
5 |
54 |
23 |
31 |
43% (coalitie)/ 57% (oppositie) |
6 |
41 |
14 |
27 |
34% (coalitie)/ 66% (oppositie) |
7 |
28 |
8 |
20 |
29% (coalitie)/ 71% (oppositie) |
8 |
13 |
1 |
12 |
8% (coalitie)/ 92% (oppositie) |
9 |
12 |
4 |
8 |
33% (coalitie)/ 67% (oppositie) |
10 |
5 |
1 |
4 |
20% (coalitie)/ 80% (oppositie) |
13 |
1** |
1 |
nvt |
100% (coalitie) |
Wanneer we kijken naar de kans op coalitiedeelname, zien we iets vergelijkbaars terug. Uitgedrukt in percentages is de kans op coalitiedeelname bij positie 3 64% tegen 43% bij positie 5. Als we de vierde partij zijn is de kans op een wethouder ongeveer fifty-fifty (52% coalitie versus 48% oppositie). Het mag een open deur zijn, maar daarom niet minder relevant: het is zonneklaar dat hoe beter de partij tijdens de verkiezingen scoort, hoe groter de kans op een plek in het college van B&W is.
Hoe groter de partij, hoe groter de kans op coalitiedeelname
Het kantelpunt ligt bij positie vier. Vanaf dat punt wordt de kans op oppositie groter dan op coalitiedeelname. Andersom maakt het niet zoveel uit of we de tweede of derde partij zijn geworden. Op beide posities is de kans op coalitiedeelname ongeveer twee derde. Een mogelijke verklaring hiervoor kan de versplintering zijn. Twee partijencoalities zijn immers uiterst zeldzaam.
* In zeven gemeenten werd de PvdA in haar eentje de grootste, in de andere acht gemeenten gaat het om een combinatielijst of progressieve samenwerkingspartij.
** Dit gaat om de gemeente Heerlen. Hier is Casper Gelderblom namens de PvdA, PvdD en GL wethouder.
Afbeelding: Branko de Lang | ANP