Het klinkt een beetje als de titel van een voorleesboek voor kleuters: De auto en de trein. Twee vriendjes die samen op pad gaan en avonturen beleven. Helaas, was het maar zo leuk. Nederland worstelt met de auto. Het zijn er steeds meer en alle milieu- en klimaatwinst die elektrisch rijden oplevert, wordt teniet gedaan door de populariteit van een bepaald type. De SUV – elektrisch of niet – is zwaarder, kost meer materiaal en zorgt al voordat hij van de band afrolt dus voor veel meer uitstoot dan een normale personenauto.
Nog los van het feit of zo’n SUV benzine of diesel slurpt, lijkt het klimaat het voornaamste slachtoffer. Het klimaat én onze leefomgeving, want de SUV is namelijk vooral heel groot. Ga eens in een gemiddelde parkeergarage kijken en je ziet dat er eigenlijk geen plek is voor de gemiddelde SUV. Hij steekt uit, is te breed, en probeer er maar eens naast te parkeren.
Dat levert voor voorbijgangers misschien leuke beelden op, het ruimtegebruik van de SUV is wel een onderbelicht probleem. In de stad of dorpskern is er aan ruimte immers een gebrek. Zeker als je wil bouwen. Daarom laten veel gemeenten juist bij binnenstedelijke ontwikkelingen parkeernormen los en komen de nieuwe bewoners niet in aanmerking voor een parkeervergunning. Dit is ontmoedigingsbeleid.
Aan de andere kant zie je dat bewoners van een nieuwe autoluwe woonwijk verplicht – autobezitter of niet – een parkeerplek in een centrale garage moeten afnemen. De gemeente blij, want geen auto’s op straat, en de ontwikkelaar blij, want iedere bewoner betaalt elke maand een vast bedrag voor die parkeerplek. Koppelverkoop dus. En niet een ont-, maar een aanmoediging voor het gebruik van de eigen auto.
Wie het nog kan volgen, mag het zeggen. Eenzelfde verwarring heb ik met de trein. Ook daar worstelt Nederland mee. Meer mensen moeten met de trein, vanwege de files en het klimaat. Daarom wordt er vooral in de buurt van treinstations gebouwd. Tot zover niets geks. Maar nu komt het: met goedkeuring van het Rijk mag de NS het reizen in de spits duurder maken. Nog duurder wel te verstaan. Want het gepraat over korting buiten de spits is in feite goede marketing. Feit is dat reizen in de spits al jaren veel duurder is dan buiten de spits.
De NS wil reizen in de spits dus ontmoedigen. Alsof je voor je lol in een overvolle trein staat: straks moet je er ook extra voor betalen. De NS belooft wel dat ze met dat geld de treinen langer zullen maken, maar hoe dit dan weer rijmt met de wens om minder mensen tijdens de spits te laten reizen, vertellen ze er niet bij. Heb je die langere treinen nog wel nodig als minder mensen tijdens de spits gaan reizen, zoals je zegt te willen? Deze week zagen we dat de NS niet alleen voor binnenlandse reizen deze bijzondere denkwijze hanteert. De intercity naar Brussel zit regelmatig overvol. Mooi, dan kan die vaker rijden, zou je zeggen. Maar nee, alle reizigers moeten binnenkort verplicht een kaartje reserveren, zodat minder mensen de trein pakken en ze dus vaker de auto kiezen.
Differentiëren met de prijs voor een treinkaartje: het mag en moet dus van de regering. Hoe je daarmee meer mensen in de trein krijgt, is echter onduidelijk. Een visie op mobiliteit ontbreekt. En van een heldere lijn is al helemaal geen sprake: het rekeningrijden wordt weliswaar vanaf 2030 ingevoerd, maar een spitsheffing is uit den boze. Niet eerlijk voor al die mensen die door hun werkgever gedwongen worden om van negen tot vijf op kantoor te zitten. Wat heel gewoon is voor de treinreiziger, is voor de automobilist blijkbaar niet aanvaardbaar. Leg het maar uit.
Afbeelding: Jeroen Jumelet | ANP