Driekwart van de gemeenten werkt met sociale wijkteams als aanspreekpunt voor inwoners die het zelfstandig niet redden. De teams geven zichzelf een ruime voldoende en lijken een succes. Maar worden inwoners er beter van?
Vier jaar na de overheveling van Wmo en jeugdzorg naar gemeenten zijn de sociale wijkteams in Deventer een ingeburgerd begrip. Daarmee is een eerste stap gezet, maar het wordt nu tijd om de teams naar een hoger plan te tillen. Dat zegt Caroline Leget, raadslid in Deventer met Wmo in haar portefeuille. ‘Het was destijds een landelijke bezuinigingsoperatie en een transitie ineen. Dat gaat natuurlijk niet, daar had geld bij gemoeten. Maar nu de wijkteams er zijn moeten ze zichzelf blijven ontwikkelen. Door bijvoorbeeld meer naar preventie of eenzaamheid te kijken.’
Het raadslid juichte de gedachte om zorg dichtbij te brengen vanuit haar sociaal-democratische idealen destijds toe. ‘Je lost het in je eigen wijk op, was het idee. Dat vind ik nog steeds. De sociale wijkteams zitten in de haarvaten van de samenleving. Maar er moet nog wel wat gebeuren.’ Ze is kritischer dan de medewerkers zelf. Zij gaven zichzelf twee jaar geleden nog een 7,7 en waren het meest positief over de doelgerichte samenwerking.
Leget: ‘De sociale wijkteams zitten in de haarvaten van de samenleving. Maar er moet nog wel wat gebeuren’
‘Ik herken hun eigen optimisme wel als ik met de wijkteams praat, maar als ik zelf met inwoners spreek hoor ook ik kritischere geluiden,’ zegt Leget. ‘Het gaat dan bijvoorbeeld over de keukentafelgesprekken, waar een medewerker van een wijkteam bij mensen thuiskomt om te horen wat het probleem is en welke hulp nodig is. Mensen voelen zich niet altijd even gehoord, ze herkennen zich niet in de mate van zorg die hen aangeboden wordt en vinden het lastig het gesprek goed te voeren.’
Ondanks alle mitsen en maren, zegt Leget, zijn de intenties van de zorgprofessionals goed. ‘Ze hebben de ambitie om meer te professionaliseren.’ Dat dat soms een worsteling is ziet ze ook: ‘De mensen in de teams komen uit verschillende organisaties, zoals de gemeente, het welzijnswerk of een zorginstelling. Zij worden op verschillende manieren aangestuurd.’
Deventer staat niet alleen met zijn diverse samenstelling van het wijkteam. Het idee erachter is dat een complete aanpak van meervoudige problemen beter uit de verf komt. Zo kan bij een probleemgezin een jeugdhulpverlener op zoek gaan naar een oplossing voor opvoedkundige problemen, terwijl een schuldhulpverlener aan de slag gaat met de schuldenproblematiek binnen het gezin.
Volgens Leget wordt het tijd dat haar gemeente kiest voor een nieuwe juridische eenheid voor de teams. ‘Dat versterkt de onderlinge samenwerking en maakt de teams slagvaardiger. Denken de medewerkers nu wel altijd in het belang van alle inwoners van Deventer of in het belang van hun organisatie? Wie heeft bijvoorbeeld de regie bij 18-min en 18-plus? Dan kan het moeilijk zijn om als werknemer je eigen organisatie los te laten en naar een ander te verwijzen.’
Meer doorverwijzingen
Driekwart van de gemeenten heeft inmiddels een of meer wijkteams, vaak naast een Wmo-loket voor de eenvoudige aanvragen. Het idee achter deze operatie is dat alleen de mensen die het echt zelf niet meer redden, nog een beroep kunnen doen op zorg. Anderen moeten terugvallen op hulp van familie en bekenden of op het aanbod van welzijnsorganisaties in de buurt. Daarmee hoopten gemeenten op minder uitgaven aan Wmo en jeugdzorg.
Maar uit cijfers van het CPB rijst een ander beeld op. Sinds de zogeheten decentralisatie steeg ‘het aantal cliënten met een maatwerkvoorziening ondersteuning thuis’ met ongeveer 35 procent over de periode januari 2015 – december 2017 (van 8,8 naar 11,9 cliënten per 1000 inwoners). En in gemeenten met een wijkteam steeg het aantal zelfs sterker dan in een gemeente met alleen een Wmo-loket. ‘Deze cijfers suggereren dat de inzet van wijkteams leidt tot meer doorverwijzingen,’ aldus het CPB.
Vermeulen: ‘De cijfers suggereren dat de inzet van wijkteams leidt tot meer doorverwijzingen’
Een eenduidige verklaring van deze stijging geeft het CPB niet, omdat ze onvoldoende gegevens heeft. Het kan zijn omdat zorgverleners vanuit hun overtuiging het beste willen voor hun client, maar het komt volgens de onderzoekers ook voor dat zorgprofessionals een financiële prikkel hebben: ze willen omzet genereren voor hun werkgever.
‘Ok, wijkteams verwijzen meer, maar raadsleden zullen zich moeten afvragen of dit erg is,’ zegt CPB-onderzoeker en projectleider Wouter Vermeulen in een toelichting. ‘Het kan zijn dat de wijkteams nu eerder op problemen stuiten dan in het verleden, mensen in een vroegtijdig stadium helpen en daardoor erger voorkomen.’ En zegt hij, als raadsleden vinden dat wijkteams zo objectief mogelijk moeten kunnen werken en doorverwijzen, dan zouden ze via de wethouder de zorgaanbieders op afstand van het team kunnen zetten.
Ingrijpen
Soms moet een gemeentebestuur ook anders ingrijpen. In Eindhoven liepen de kosten voor Wmo en jeugdzorg sinds 2015 zo hard op, dat een tekort ontstond van € 40 miljoen per jaar. Bezuinigingen waren onvermijdelijk, zegt PvdA-raadslid Wil van Haalen. ‘Het nieuwe college moest wel. Het was een openeindfinanciering: er zat geen rem op de Wmo. Dat klinkt natuurlijk prachtig en idealistisch maar met de korting van het Rijk was het niet te doen.’
Daarom zette Eindhoven dit jaar een servicebureau op. Dit apparaat van gemeenteambtenaren beoordeelt iedere indicatie die een wijkteam afgeeft. ‘Het servicebureau kun je vergelijken met het landelijke CIZ van de langdurige zorg. Het houdt bij hoeveel zorg is uitgezet en monitort hoeveel we terugdringen van de duurdere tweedelijns zorg naar de eerstelijnszorg.’
Van Haalen: Door de korting van het Rijk moesten we wel ingrijpen
Het is nog te vroeg om te concluderen of het servicebureau de ambities waar kan maken, zegt Van Haalen. ‘Het is wel heel bijzonder dat we bij de jeugdzorg nu een daling van de aanvragen zien, terwijl het landelijk stijgt.’ In het Eindhovens Dagblad verschenen intussen berichten dat mensen sinds de komst van het servicebureau lang moeten wachten op hun zorg of dat hulp aan mensen werd gestopt omdat ze niet tijdig een nieuwe indicatie kregen. ‘Daarover hebben we de wethouder bevraagd. Deels lijkt dat te komen doordat mensen die levenslang hulp nodig hebben nu ieder halfjaar opnieuw een indicatie moeten aanvragen. Die moet je natuurlijk gewoon administratief verlengen.’
Meitinkers
Dat het ook zonder wijkteam lukt, bewijst Heerenveen. Hier geen teams, maar op zijn Fries ‘meitinkers’. ‘Deze meedenkers moet je zien als opbouwwerkers-plus,’ zegt verantwoordelijk wethouder Jelle Zoetendal. ‘Ze zijn in dienst van onze gemeentelijke welzijnsorganisatie. Ze verwijzen inwoners zo veel mogelijk door naar organisaties in de buurt, dus niet meteen altijd naar de professionele zorg. Ze hebben indien nodig ook mandaat om zorg te indiceren. Wel kunnen ze snel handelen, zonder centraal te moeten overleggen. Dat scheelt veel tijd.’
Zoetendal: ‘Meitinkers kunnen snel handelen, zonder centraal te moeten overleggen. Dat scheelt veel tijd’
Niet alleen krijgen bewoners sneller ondersteuning, de gemeente hield met de aanpak geld over. Maar door meer vraag van een vergrijzende bevolking zal ook Heerenveen in het rood duiken, schat Zoetendal in. ‘Onder tachtigers zie je nog veel zelfredzaamheid, die mensen komen uit een tijd dat je jezelf moest redden. Nu komt er een generatie ouderen aan die veel makkelijker hulp vraagt en door internet die ook weet te vinden. Bedenk wel dat voor ouderen zorg soms heel complex is georganiseerd. We zien soms knelpunten ontstaan op de grens van de Wmo en de Wet langdurige zorg. Inwoners dreigen dan van het kastje naar de muur te worden gestuurd. Dan moet de wethouder weleens een telefoontje plegen,’ glimlacht hij. ‘Maar dat zijn maar enkele gevallen per jaar.’
De meitinkers kunnen het meestal zelf af, en zijn nadrukkelijk geen hulpverleners, zegt Zoetendal. ‘Ze dragen eraan bij dat mensen langer zelfstandig mee doen in het dagelijks leven. Gelukkig zien we ook het aantal mantelzorgers bij ons toenemen en de door hen ervaren werkdruk afnemen. Het is goed dat de meitinkers ook mantelzorgers ondersteuning verlenen. Daarmee voorkom je dat er later mogelijk zwaardere zorg nodig is.’
Afbeelding: Frank Muller | Hollandse Hoogte