Het is het politieke moment van het jaar. Tijdens de algemene beschouwingen maakt de raad de plannen voor het komende jaar en stelt het de begroting vast. Belangrijk dus om goed voor de dag te komen. Inhoudelijk en retorisch. Met deze tips van onze debattrainer Peter van Heemst zet je de puntjes op de i.
Vooraf
Voor je aan het schrijven van je verhaal begint, zijn er een aantal punten die je kan nalopen:
- Hoeveel tijd heb je voor je verhaal (zorg dat je uitgeschreven verhaal niet meer dan 2/3 van je spreektijd vult)
- Wie zijn de sprekers voor en na jou
- Hoe wil je je opstellen tegenover het college, de collegepartijen, de oppositiepartijen
- Wie zijn je grootste medestanders en tegenstanders in de raad
- Tot wie richt je je verhaal, dus wie is je publiek?
- Wat wil je bereiken: toezeggingen van de wethouder en/of het indienen van een motie of amendement
- Hoe sluit je verhaal aan op de eerdere grote debatten die je namens de PvdA hebt gevoerd
- Wat kan je opsteken van de PvdA-bijdrage aan het begrotingsdebat van twee of drie jaar geleden?
Je verhaal
- Bedenk wat de rode draad van jouw inhoudelijke verhaal is
- Maak (direct of indirect) duidelijk dat het een PvdA-verhaal is
- Je verhaal heeft een opening, een inhoudelijk tussenstuk en een slot
- Het inhoudelijke tussenstuk bestaat uit een beschouwing, een beoordeling en jouw voorstellen
- De beschouwing is een wat algemener betoog over hoe je tegen de staat van jouw gemeente aankijkt, waarin je vertelt wat je aantreft, hoort en ziet als je mensen spreekt
- In de beoordeling vertel je wat je vindt van de plannen van het college. Sluiten de plannen aan op de noden, de zorgen en de onzekerheid van de inwoners?
- Je komt met voorstellen en ideeën over wat er beter kan of wat er nog meer moet gebeuren. Wees concreet en beperk je tot twee hoofdpunten en misschien nog twee bijkomende punten
- Je verhaal heeft een opening nodig die de aandacht van je toehoorders trekt. Dat kan bijvoorbeeld met een vraag
- En je verhaal heeft een pakkend slot nodig, het liefst een slot dat naadloos aansluit op je start, zodat de cirkel rond is
- Vraag je af welk zinnetje van je verhaal je morgen het allerliefst in de krant zou willen zien? Of anders gezegd: bedenk wat jij hoopt dat van je verhaal blijft hangen
De puntjes op de i
- Leg het verhaal een dag weg
- Lees het hardop twee keer voor. Dan hoor je of het lekker loopt, of er herhalingen in zitten of de zinnen te lang zijn
- Kijk heel goed of je warme, menselijke woorden gebruikt en geen koude, zakelijke taal.
- Vermijdt algemene begrippen, want die klinken al snel hol en leeg
- Gebruik zo veel mogelijk een actieve stijl en zo min mogelijke de lijdende vorm. Vermijd dus de vorm met ‘worden’ en/of ‘geworden’
- Hoe concreter, hoe beter
- Hoe beeldender, hoe beter. Neem je publiek mee in een film. Anders gezegd: zorg dat ze niet alleen zien, maar ook horen, voelen en ruiken wat jij vertelt
- Gebruik klare taal. Dat wil zeggen de taal die je gebruikt als je met collega’s, vrienden of je buren aan het praten bent
- Kijk of je een of twee ‘mooie woorden’ een natuurlijke, vanzelfsprekende plek in je verhaal kan geven
Stijlfiguren
Stijlfiguren zijn goed bruikbaar om je verhaal aantrekkelijker te maken. Denk aan:
- De drieslag
- Het contrast
- De beeldspraak
- De alliteratie
- De retorische vraag
- Kijk naar een grap
- Durf ook wat zelfspot erin te stoppen
- Het vertellen wat je gaat vertellen
- Durf pauzes te laten vallen. Hulpmiddel: tel na een belangrijke zin in gedachten tot drie
- Je kunt een vervelende klier, iemand die jou keer op keer naar aanvalt, een keer verrassen met een compliment
Afbeelding: Branko de Lange | ANP