Lokaal Bestuur
Regionale besluitvorming holt lokale democratie uit: tijd voor actie

Het is beroerd gesteld met de lokale democratische politiek. Zeker de situatie op decentraal niveau is al veel langer onderwerp van zorg. Onderliggend probleem is dat regie op de regionalisering ontbreekt. Er is geen plan.

Door: Ruud Koole


Dat het lokale bestuur onder financiële druk staat weten we al veel langer. De dramatische financiële gevolgen van de verschillende decentralisaties, met name die in het sociale domein, hebben onder meer geleid tot een door het actiecomité Raden in Verzet op 26 maart georganiseerd congres over ‘Gemeenten in Nood’. Raadsleden uit circa honderd gemeenten stemden massaal voor een resolutie die het kabinet opriep om de gemeenten via het gemeentefonds van extra financiële middelen te voorzien voor dit en volgend jaar. De nood is inderdaad hoog. Hopelijk leiden de onderhandelingen tijdens de kabinetsformatie tot een structureel betere financiële positie van de gemeenten. Ook voor dit jaar.

Minder zichtbaar, maar even urgent

Minder direct in het oog springend dan de financiële problematiek, maar niet minder nijpend, is de democratische crisis op decentraal niveau. Dat die democratische crisis er is, is ook al langer bekend. Het regeerakkoord van het huidige demissionaire kabinet sprak ook van de noodzaak om de politieke verantwoording over gemeentelijke samenwerking te verbeteren.

Als middelen om dat doel te bereiken werd voorgesteld de Wet Gemeenschappelijke regelingen aan te passen, Citydeals te sluiten en een Right to Challenge in te voeren. Ook hoopte het kabinet op gemeentelijke herindeling. Erg doordacht klonk het allemaal niet en er is ook weinig van terecht gekomen.

Geen vooruitgang

Er zit maar geen vooruitgang in het verbeteren van de democratische legitimiteit van het lokale bestuur, terwijl die bestuurslaag door decentralisaties juist voor zoveel meer verantwoordelijk is geworden. Sterker: ook al worden her en der stappen in de goede richting gezet, het wordt over het algemeen juist minder democratisch. Dat heeft alles te maken met de voortgaande regionalisering. Steeds meer worden zaken belegd op een bovengemeentelijk niveau, waar geen gekozen volksvertegenwoordiging bestaat. De toch al overbelaste gemeenteraden hebben doorgaans het nakijken.

‘De toch al overbelaste gemeenteraden hebben doorgaans het nakijken’

Depolitisering kan tot op zekere hoogte nuttig zijn wanneer het leidt tot betere samenwerking op regionaal niveau. Maar de grens ligt bij het buitensluiten van gekozen volksvertegenwoordigingen, wat steeds meer het geval is. Bestuurders sturen daar ook vaak op, met als reden dat het ‘slechts om uitvoering’ en ‘a-politieke zaken’ gaat of ‘daar gaan gemeenteraden niet over’.

Daarnaast is de regionalisering steeds specifiek voor een bepaald beleidsterrein. Wanneer dan op regionaal niveau besluiten worden genomen, kunnen die niet tegen elkaar worden afgewogen, hetgeen de kern van elke democratische besluitvorming zou moeten zijn.

Nauwelijks tijd, geen grip

Veel raadsleden geven in een onderzoek van de VNG ook aan dat zij over te weinig tijd, expertise en informatie beschikken om grip te krijgen op de besluitvorming in de regio’s. Regionale besluitvorming is doorgaans een zaak van wethouders en verzwakt daarmee de positie van de gemeenteraad. Een positie die door een algemene verschuiving van normstelling en controle naar andere organen toch al onder druk staat.

Deze ontwikkeling leidt tot frustratie en desinteresse bij raadsleden. Wanneer dan ook nog eens de regionale samenwerking plaatsvindt in geografisch verschillende regio’s, dan is het voor raadsleden niet meer te overzien. Alleen al op sociaal terrein zijn er 49 verschillende regio-indelingen: zo zijn er 35 arbeidsmarktregio’s, 42 jeugdzorgregio’s, 25 regio’s van de GGD, 87 van de sociale werkvoorziening. En zo nog 45 andere regio-indelingen.

Oplossingen

Uitgangspunt voor de oplossing van het groeiende democratische tekort op decentraal niveau moet zijn dat politieke besluiten worden genomen op een niveau waarop ook een gekozen volksvertegenwoordiging aanwezig is. Daarom moet de inzet allereerst zijn om de noodzaak van regionalisering grotendeels weg te nemen: door beleidsrijke uitvoeringstaken niet bij gemeenten als ‘filiaal van de rijksoverheid’ te beleggen, maar bij uitvoeringsinstanties; door gemeentelijke samenwerking zoveel mogelijk te beperken tot relatief beleidsarme taken, zodat de gemeente zelf meer ruimte krijgt autonome afwegingen te maken.

‘Juist een volksvertegenwoordiger moet aan de bel kunnen trekken’

De problematiek rondom regionalisering is inmiddels zo groot is dat verdere integrale doordenking ook noodzakelijk is. Integraal, in de zin dat alle relevante beleidsterreinen worden betrokken wanneer over de bestuurlijke inrichting van het land wordt gesproken, niet alleen binnenlandse zaken. Integraal in de zin dat niet alleen bestuurders – zoals nu vaak het geval is –, maar ook raadsleden en Statenleden worden gehoord. Integraal, ook in de zin dat voorstellen over financiële en democratische verhoudingen niet los van elkaar worden gezien.

Juist een volksvertegenwoordiger moet aan de bel kunnen trekken wanneer hij of zij signalen uit de samenleving krijgt dat er zaken in het beleid of in de uitvoering ervan niet goed gaan. De toeslagenaffaire heeft het belang daarvan nog eens aangetoond. Maar de trend gaat in tegengestelde richting. Hopelijk kunnen we die stoppen, ook op decentraal niveau.


Afbeelding: Jeroen Jumelet | ANP

Bijschrift afbeelding: Tijdens de coronacrisis kreeg de veiligheidsregio een belangrijke rol toegedicht. De raad stond wederom buitenspel.