Tim Wagelaar (23) en Amar Karar (24) zijn de jongste Statenleden van de provincie Noord-Holland. Zij zitten sinds de Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart 2023 nu bijna een jaar in de Provinciale Staten. Hoe is dat eerste jaar als jong en nieuw Statenlid hen vergaan? Met plezier vertellen de nieuwste politici over hun ervaringen.
‘We willen in Noord-Holland voorzieningenakkoorden sluiten met gemeenten.’
Tim Wagelaar (23)
Een jaar jong Statenlid in Noord-Holland
In de vorige periode was je al commissielid, maar nog geen Statenlid. Hoe werkt dat eigenlijk?
‘Ik stond de vorige periode op plek tien op de lijst. We haalden zes zetels. Iemand werd gedeputeerde, iemand anders stopte. Dan gaat het snel. Ik deed al snel mee met de commissievergaderingen waar je dan zelf het woord mag voeren. Maar in de besluitvorming mag je niet meedoen, daarvoor moet je echt in de Staten zitten. Het verschilt overigens per partij wat je als commissielid mag doen: bij de ene partij mag je bijna niets, maar bij ons draai je eigenlijk volledig mee, zowel in de fractievergaderingen als in de commissie. Na die periode besloot ik me wederom te kandideren.’
Hoe ging het die tweede keer?
‘Ik kwam dit keer op plek vier terecht en we wonnen een zetel: we gingen naar zeven zetels.’
Werd het werk anders, of bleef het hetzelfde?
‘Het werd wel anders. Toen ik duo-commissielid was, deed ik dat werk naast mijn studie. Toen ik Statenlid werd, studeerde ik ook net af. Als Statenlid kreeg ik een hogere vergoeding en daardoor meer ruimte om meer tijd voor het politieke werk te nemen. Ook voelde het echt anders omdat ik nu mocht meebeslissen. Die verantwoordelijkheid voel je.’
Je gaf vorig jaar aan dat je je wilt inzetten voor duurzaamheid, woningbouw en betaalbaar openbaar vervoer. Heb je daar iets op kunnen betekenen?
‘Ik heb de portefeuille milieu gekregen. In Noord-Holland gaat het daarbij nu veel over Tata Steel. Dat raakt natuurlijk aan duurzaamheid. Daarnaast heb ik ook de portefeuille voorzieningen. Dan heb je het over sport en cultuur. We willen in Noord-Holland voorzieningenakkoorden sluiten met gemeenten. Daarin wordt gekeken wat er in de regio aan voorzieningen ontbreekt en hoe je dat door samen te werken zou kunnen verbeteren. Woningbouw en openbaar vervoer zijn overigens naar andere collega’s gegaan.’
Was het leuk, dat eerste jaar als Statenlid?
‘Ik vond het echt super. Zo’n eerste jaar is altijd wat gek, denk ik. De eerste paar maanden ben je bezig met de coalitieonderhandelingen. Als fractie werden we goed betrokken, maar uiteindelijk zitten natuurlijk alleen de nummers één en twee aan tafel. Daarna volgde direct het zomerreces. Het voelt allemaal een beetje als opstarten, maar tegelijkertijd volg je ook een best intensief opleidingsprogramma. Heel dubbel. De sfeer in de Staten is overigens supergoed, dat is fijn. Het contact tussen alle partijen is goed.’
Wat viel tegen?
‘In het begin is het lastig in te schatten hoe je het verschil kunt maken. Er komen veel stukken van GS waar je niet alleen op wilt reageren, je wilt ook zelf zaken agenderen. Vijf van de zeven mensen in onze fractie waren nieuw, dus iedereen moest wel eerst op vlieghoogte komen. De sleutel tot succes daarbij was elkaar goed te leren kennen. Je moet elkaar niet verrassen in de coalitie. Binnen de fractie hebben we geprobeerd slim te handelen. Iedereen moest één concreet plan presenteren op zijn of haar portefeuille. Dat heeft goed geholpen.’
Wat is het belangrijkst dat je hebt geleerd?
‘Ik vond die coalitievorming een erg interessant proces om van dichtbij mee te maken. Het gaat niet alleen om keihard onderhandelen, maar ook om elkaar wat gunnen.’
Wat wil je na de resterende drie jaar hebben bereikt?
‘Ik zou het mooi vinden als we gezondheidsverschillen breed en hoog op de agenda hebben staan. Het gaat nu vaak over Tata Steel, maar regelmatig verschijnen onderzoeken waaruit blijkt dat gezondheidsverschillen breder spelen. Vandaag nog verscheen een onderzoek waarin een verband wordt aangetoond tussen het voorkomen van kanker en inkomensniveau. Als wij een aanpak kunnen opzetten waarin we middelen vrijmaken voor een gezondere leefomgeving op plekken waar dat achter blijft, dan zou ik blij zijn.’
‘Mijn grootste wens was om te helpen de toegankelijkheid van de betaalbaarheid van energie te realiseren.’
Amar Karar (24)
Een jaar jong Statenlid in Noord-Holland
Hoe ben je Statenlid geworden?
‘Ik ben tijdens mijn studie eens gaan nadenken over wat ik daarna zou willen. Ik studeerde politicologie aan de UvA. Ik wilde letterlijk wat met de politiek gaan doen en mailde daarom verschillende PvdA-fracties met de vraag of ik daar stage kon lopen. Ik kon terecht bij de PvdA Noord-Holland. Na een paar maanden stage kon ik inhoudelijk medewerker worden. Dat deed ik zo’n anderhalf jaar. Daarna werd gesuggereerd dat ik me misschien moest aanmelden voor de lijst. Ik ben 24, in vergelijking met de rest van de Statenleden is dat wel wat jong. Maar ik was er al snel over uit dat ik het ook echt wilde.’
Waar wilde jij je voor inzetten?
‘Ik wist natuurlijk al een beetje waar de Staten over gingen. Economische ongelijkheid, cultuur en het sociaal domein zijn de onderwerpen die mij het meest raken. De ongelijkheid binnen de energietransitie, specifiek: energiearmoede, had mijn aandacht. Mijn grootste wens was om te helpen de toegankelijkheid van de betaalbaarheid van energie te realiseren.’
Gaan de Staten daar wel over?
‘Je kunt er op verschillende manieren je best voor doen. Er zijn provinciale regelingen voor bijvoorbeeld zonnepanelen waarop je kunt inzetten. Of denk aan de inzet van warmtenetten. Er zijn best wat knoppen waaraan je kunt draaien. Uiteindelijk moet de energietransitie zo snel mogelijk plaatsvinden, maar wel in samenspraak met de omgeving, waarbij betaalbaarheid een belangrijke rol speelt.’
Heb je die door jou gewenste portefeuille ook gekregen?
‘Ja, energie en klimaat zitten in mijn portefeuille. Ik ben dus bezig met die energiearmoede, maar ik heb bijvoorbeeld ook net een discussienota ingediend voor de verduurzaming van bedrijventerreinen. Daar zijn veel kansen die simpelweg blijven liggen, blijkt uit een rapport van de Rli. In dat rapport staat dat provincies bij de verduurzaming van bedrijventerreinen zouden moeten ondersteunen. Mijn stelling is dat we vooral moeten helpen met organisatorische kracht en expertise. De provincie kan daar regie op nemen en een organisatiestructuur opzetten. Zo kan de verduurzaming van die terreinen worden versneld.’
Hoe is het in de praktijk om een jóng Statenlid te zijn?
‘Echt heel leuk en bijzonder. In het begin is het even wennen. Dat is het misschien soms nog steeds. Maar op een gegeven moment kom je in een bepaald ritme, snap je de flow. Dat is natuurlijk voor alle nieuwe Statenleden zo. Wat het bijzonder maakt om ook nog eens jóng te zijn… het vertrekpunt is denk ik anders. Je hebt een ander perspectief, omdat je je met andere thema’s bezighoudt. De dingen die je opvallen zijn dan ook anders. Vragen over het gebrek aan huizen raken ons meer dan oudere Statenleden die gewoon al een huis hébben. Voor hen is dat heel normaal, voor jongeren ontzettend lastig. Ook zijn er veel mensen die misschien al tien, twintig jaar expert zijn op een bepaald onderwerp. Je moet als jong Statenlid dan ook wel beseffen wat je wel en niet weet.’
Wat doe je anders dan langer zittende Statenleden?
‘Ik denk dat er inhoudelijk en qua vorm niet zoveel verschillen zijn uiteindelijk.’
Wat zijn je ambities voor de komende periode?
‘Ik wil echt stappen zetten op het thema energiearmoede, zodat dat na deze periode structureel beter is, meer gericht op specifieke groepen. Onder het motto: ‘Ongelijk investeren voor gelijke kansen.’
Heb je ook verdere politieke ambities, buiten de Staten?
‘Ik vind het echt heel leuk. Aan de ene kant ben je heel wetenschappelijk bezig met inhoudelijke thema’s, aan de andere kant is het heel politiek. En persoonlijk. Er zitten ontzettend veel facetten aan. Het werk is geweldig, maar wat ik later precies wil: Kamerlid, bestuurder of iets totaal anders gaan we nog zien. Ik bén nog jong.’
Wat is de belangrijkste les voor je geweest?
‘Je moet soms accepteren dat je bepaalde kennis niet hebt. Wees dan vooral niet bang om zaken te vragen aan anderen. Daar moet je realistisch in zijn. Durf te vertrouwen op je collega’s.’
Afbeelding: Branko de Lang | ANP