Met de stijgende gasprijzen staat energiearmoede ineens hoog op de politieke agenda. Razendsnel werden er compensatieregelingen opgetuigd en voor de lange termijn lijkt isoleren het toverwoord. Maar lost dat de kern van het probleem op? Directeur van het Nibud, oud-wethouder in Amsterdam en voormalig Eerste Kamerlid namens de SP Arjan Vliegenthart denkt van niet.
Het kabinet heeft flink de portemonnee getrokken om getroffen huishoudens te compenseren. Toch hebben jullie in opdracht van de Woonbond en Milieudefensie alternatieve maatregelen doorgerekend. Waarom?
‘De regering heeft ervoor gekozen om iedereen te compenseren. Daar valt op korte termijn ook wel wat voor te zeggen. Maatwerk kost namelijk meer tijd en de uitvoering is lastiger. En het schot hagel van het kabinet treft doel, dus voor nu helpt het. Maar als je kijkt naar wat je de komende jaren kan verwachten, is het belangrijk om te kijken waar nu eigenlijk de kwetsbaarheden zitten. Moeten we daar niet wat gerichter beleid op maken?’
Waarom denk je dat dat nodig is?
‘Als de prijzen volgend jaar nog net zo hoog zijn, wil je wat gerichter kunnen compenseren. We hebben daarom gekeken naar de groepen die kwetsbaar zijn. Dat zijn mensen met een laag inkomen en een hoge energierekening. Mensen die niet in een doorzon-, maar in een doorwaaiwoning wonen. Specifiek voor die groep heeft de Woonbond een alternatief bedacht en die hebben wij doorgerekend. Daaruit blijkt dat je die groepen met wat gerichtere maatregelen veel beter kunt helpen.’
Is isolatie daar onderdeel van?
‘Van het pakket maatregelen bedoel je? Nee, we hebben puur naar de compensatie van de kosten gekeken. Natuurlijk is isoleren belangrijk. Ik had het daarnet niet voor niets over doorwaaiwoningen, maar ik denk wel dat we breder moeten kijken en onszelf moeten afvragen waarom mensen in de problemen komen. Is het een uitgaveprobleem of komt er te weinig binnen? Er wordt nu gedaan alsof het aan de uitgaven ligt: mensen geven veel geld uit aan energie. Maar is dat wel echt het onderliggende probleem?’
Je denkt van niet?
‘Nee. We hebben de afgelopen jaren het gemeentelijk armoedebeleid van bijna tachtig gemeenten onder de loep genomen. En dan zie je gewoon dat voor een aantal groepen in onze samenleving het inkomen niet voldoende is om de meest basale uitgaven te kunnen financieren. Voor hen is elke stijging van welke uitgave dan ook meteen een probleem. Of het nu de hogere zorgpremie, een huurverhoging of duurdere boodschappen zijn. Ze hebben gewoon te weinig inkomen. De vraag is daarom of je niet wat meer moet gaan kijken naar de inkomenskant.’
Welke categorieën komen structureel in de problemen?
‘Er is een drietal groepen is dat niet kan rondkomen. Allereerst bijstandsgezinnen met oudere kinderen: pubers kosten meer geld dan jongere kinderen. Ze eten meer en de kleding wordt duurder. Tegelijkertijd zie je dat gemeenten vooral beleid maken voor jongeren tot twaalf jaar, die zijn over het algemeen wat aaibaarder. Maar juist daardoor zakt deze groep onder het bestaansminimum.
De tweede groep bestaat uit mensen, die werken tegen het minimumloon en te maken hebben met forse uitgaven voor de zorg of andere hoge vaste lasten. Denk aan de eigen bijdrage, het eigen risico en een veel te hoge huur. En tot slot heb je jongvolwassenen. Die moeten het doen met het jeugdminimumloon, dat simpelweg veel te laag is om normaal van te leven.’
Dat gaat om nogal veel mensen. Zitten zij allemaal in acute financiële problemen?
‘Voor die groepen is het onmogelijk om goed rond te komen, maar ze zitten niet allemaal in de schulden. Het past niet, maar mensen met weinig geld zijn vaak behoorlijk creatief.’
Wat komt er naast de stijgende energielasten nog meer op deze groepen af?
‘Het is niet alleen energiearmoede, maar we zien een stapeling van kosten. Zo zie je dat de laatste jaren de huren zijn gestegen, terwijl de huiseigenaren geprofiteerd hebben van de lage hypotheekrente. Die kloof tussen mensen in hun huur- en een koopwoning is echt gegroeid. Met name de mensen met een laag inkomen wonen in huurwoningen. Je ziet dat een kwart van de huurders de huur alleen kan opbrengen als ze bezuinigen op hun meest basale uitgaven. Dan heb je het over primaire levensbehoeften als boodschappen.’
Minder hoge huren dus?
‘In de vrije sector is dat zeker nodig. Maar ook hier kan je je opnieuw afvragen of het een probleem van een te hoge huur of een te laag inkomen is. Heel vaak blijkt het dan aan het inkomen te liggen.’
Maar het blijven ook uitgaven. Voor de huren heb je de huurtoeslag en voor de zorgpremie de zorgtoeslag. Wat is daar precies mis mee?
‘Het toeslagenstelsel is buitengewoon complex. Door meer naar die inkomstenkant te kijken en generiekere inkomenspolitiek te bedrijven, hoef je niet voortdurend aan knoppen te draaien op de vierkante millimeter. Het is voor zowel de overheid als burgers zelf veel minder ingewikkeld. En daardoor is het ook robuuster. Het nadeel is wel dat je minder specifiek beleid maakt en er in theorie mensen kunnen meeprofiteren, die er eigenlijk net niet voor in aanmerking zouden moeten komen.’
Waarom is het zo belangrijk dat het systeem minder complex wordt?
‘We hebben de rare paradox dat mensen met het laagste inkomen het hoogste bureaucratische doe-vermogen nodig hebben. Want die moeten de toeslagen aanvragen, bijhouden wanneer er wat in hun inkomen verandert en hun toeslagen aanpassen, want anders moeten ze hun teveel ontvangen geld aan het einde van het jaar terugbetalen. Dat maakt het leven van hen veel onrustiger en instabieler. Dan kan zo’n generiekere verhoging van het inkomen zorgen voor wat meer rust en stabiliteit. Mensen kunnen daardoor wat makkelijker rondkomen.
Maar denk ook in het licht van de kinderopvangtoeslagaffaire. Wat er mis kan gaan als zo’n toeslagenstelsel wankelt. Dan is het toch evident dat je die afhankelijkheid van toeslagen wat moet verkleinen?’
De inkomstenkant dus. Moet je dan denken aan een hoger (jeugd)minimumloon en ruimhartigere bijstand?
‘Ja. Afgelopen najaar hebben we als NIBUD gezegd: de uitkeringen en het minimumloon moeten omhoog. Dat was voor ons best wel een statement, maar het is ook echt nodig. Alleen zo kan je die financiële tegenvallers, die zich overal manifesteren op tijd opvangen. Hoeveel het minimumloon en de uitkeringen precies moeten stijgen, is aan de politiek.’
Klinkt goed, maar voorlopig is het wachten op een rechts kabinet. Denk je dat die verhogingen erin zitten?
‘Ja, eigenlijk wel. Wat je ziet is dat er een kentering is in het denken: bestaanszekerheid staat prominenter op de agenda. Veel partijen hadden een verhoging van het minimumloon en daaraan gekoppeld de bijstand in het verkiezingsprogramma staan. Het taboe op schulden is eraf. En ik denk dat door corona het besef dat er vaak ook gewoon sprake is van domme pech als je in de problemen komt groter is geworden.
Dat maakt dat je op een andere manier gaat kijken naar het vraagstuk. Misschien wat zakelijker: wat zijn de maatschappelijke kosten in plaats van wiens schuld het is. In dat opzicht waait er echt wel een andere wind dan een paar jaar geleden. Dus ja, ik ben hoopvol dat daar de komende jaren verbetering in komt. Al was het maar om een toeslagenaffaire in de toekomst te voorkomen.’
Verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen zijn allemaal landelijke aangelegenheden. Wat kan je lokaal doen?
‘Nou behoorlijk wat. Allereerst denk ik dat je in je gemeentelijk armoedebeleid wat meer moet focussen op arme gezinnen met al wat oudere kinderen. Verder moet je gebruik maken van de ruimte die nu ontstaat om op een slimmere en snellere manieren schulden te saneren. Schuldsanering is nu ook een gemeentelijk dossier geworden.
En als we het hebben over de betaalbaarheid van huurwoningen kunnen gemeenten echt wat betekenen. Maak afspraken met wooncorporaties over de betaalbaarheid van de bestaande huurwoningen. De aandacht gaat al gauw uit naar nieuwbouw en verduurzaming. Begrijpelijk, maar het is aan de raadsleden om te voorkomen dat de betaalbaarheid van bestaande woningen het kind van de rekening wordt.’
Alleen zullen veel lokale bestuurders zeggen: ‘Dat wil ik wel, maar ik heb geen geld.’
‘De afgelopen jaren is het voor veel lokale bestuurders dweilen met de kraan open geweest. Tegelijkertijd maakt het nog wel uit waar je dweilt voor de mensen die je kunt helpen. De uiteindelijke oplossing moet in een samenspel komen van de nieuwe regering en de nieuwe colleges, maar daar hebben ze allebei een verantwoordelijkheid in.
De decentralisaties hebben lokaal meer ruimte gegeven, dus wordt het ook belangrijker wat je doet. Je kan als wethouder veel impact hebben op het leven van mensen. Je ziet dat er best wel wat verschillen zijn in gemeentelijk beleid. Sommige gemeenten maken echt meer budget vrij om armoedebeleid vorm te geven. Ik zou zeggen: dat is ook precies wat de bedoeling was van die decentralisaties.’
Het maakt dus uit wat je 16 maart stemt?
‘Ja, er valt echt wat te kiezen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Of het nu Tilburg is, waar geëxperimenteerd is met een sociale bijstand, Rotterdam, waar het armoedebeleid heel concreet handen en voeten heeft gekregen, of Amsterdam, waar de schuldhulpverlening dichterbij de mensen geregeld is om hen makkelijker en sneller te helpen. Je hebt door heel het land tal van goede voorbeelden, waarin er manieren van werken gevonden zijn om lokaal het verschil voor mensen te maken. Wethouders maken lokaal dus echt het verschil. En het mooie is: dat zijn lang niet altijd zuiver linkse bestuurders, de noodzaak wordt breed gevoeld.’
Afbeelding: Jan Boeve | ANP