Het was een week met twee gezichten. Een troonrede, die begon met vrijheid, democratie en rechtspraak. Kortom, waarden die even bekend als vanzelfsprekend zijn. Of lijken te zijn. Want een dag daarna werden we wakker met het afschuwelijke bericht over de moord op advocaat Derk Wiersum. De ontwrichtende werking van criminele ondermijning had met deze moord niet scherper kunnen worden gedefinieerd.
Nog niet zo lang geleden publiceerden Pieter Tops en Jan Tromp hun onderzoek De achterkant van Amsterdam. Volgens de burgemeester een bevestiging van de ‘zorgen die de aanleiding vormden voor de onderzoeksopdracht: de gevaren van ondermijning door drugsgelden de legale economie, de vastgoedmarkt en de middenstand alsook het gevaar voor liquidaties en geweld’.
Het rapport werd in eerste instantie nog een beetje weggehoond, want waar waren de keiharde bewijzen? En dat is met ondermijning natuurlijk lastig. Het gaat altijd om schattingen. Wat je niet ziet, is er niet. En zo kan het dat na afhankelijke ophef de aandacht weer snel verslapt. De vijftig moorden in drie jaar tijd kwamen in de troonrede niet voor. Een dag later was het tijdens de algemene beschouwingen het onderwerp van gesprek.
Premier Rutte beloofde dat dit in de toekomst anders zal gaan en kondigde meteen maatregelen aan. Iedereen wordt bij elkaar gebracht in een nieuw te vormen antidrugsbrigade. De vragen bleven. Of we de strijd gaan winnen? De premier is daar zelf van overtuigd. Belangrijk, geloven in eigen succes is positief.
Maar genoeg is het niet. Er moet meer gebeuren, veel meer. Het is niet de eerste keer dat de uitkomsten van onderzoek van Tops en Tromp ons deden schrikken: de verbreidheid en de vertakkingen naar wie er allemaal betrokken (zouden kunnen) zijn; de kapperszaken, massagesalons en nagelstudio’s waar nooit een klant komt; het shabby café waar nooit een biertje getapt wordt; en de makelaar waar verhalen over rond gaan. We herkennen het allemaal.
En ook de verhalen over hoe jongens, kinderen nog, verleid worden, zoals onze Amsterdamse fractievoorzitter Sofyan Mbarki deze week zo helder verwoordde bij Jinek, zijn niet nieuw. Jonge mannen, die geen opleiding volgen, nog steeds geen werk hebben en hun verbinding met de samenleving verliezen, maar wel vatbaar zijn voor de verleidingen van geld, uitgaan en scooters. En die binnen de kortste keren meer geld hebben dan je zou verwachten. Je signaleert het. Als raadslid of burger, maar wat dan? Hoe verder?
Een discussie over het eigen gebruik onder Kamerleden gaat niet helpen. En natuurlijk heeft de gebruiker ook een eigen verantwoordelijkheid en houdt die met zijn vraag de markt in stand, maar kun je daar veel heil van verwachten? Waarschijnlijk niet. Gelukkig werkt het ministerie van Binnenlandse Zaken aan programma’s om het lokale bestuur weerbaar te maken. Weerbaar ten opzichte van bedreiging en geweld van politici en ambtenaren, maar ook gericht op het versterken van de eigen weerbaarheid van politici en ambtenaren ten opzichte van verleidingen.
Dat daar nog een wereld te winnen is, bleek 12 september tijdens de Dag van het Weerbaar Bestuur. Een aantal van de aanwezige ambtenaren had begrip. Begrip voor boeren die hun schuren verhuren zonder zich te af te vragen wie de huurder is en wat er met de schuur gebeurt. Want ja, boeren hebben het lastig en zijn in de steek gelaten door de overheid. Ze moeten investeren, maar hebben het geld niet. Of willen wel stoppen, maar kunnen het niet.
Kan allemaal waar zijn, maar het is natuurlijk geen reden om een oogje dicht te knijpen. Zeker niet, omdat er zelden begrip lijkt voor de scooterjongen, die niet bestand blijkt tegen de verleidingen van het grote geld, of voor de bijstandsgerechtigde, die zijn zolder verhuurt aan dezelfde criminelen die een schuur huren van de boer. In de aanpak van ondermijning is nog veel onzeker, maar één zaak lijkt me helder: plek voor een dergelijke tweeslachtigheid is er niet.
Afbeelding: Robin Utrecht | Hollandse Hoogte