Als er ergens een plek een plek is, waar mensen uit alle lagen van de samenleving elkaar ontmoeten is het wel het voetbalstadion. Hoog- en laagopgeleid, jong en oud, migrantenachtergrond en niet: iedereen zit dwars door elkaar zijn eigen cluppie aan te moedigen. In normale tijden dan.
In de cultuursector is dit veel minder het geval: concerten van het Radio Filharmonisch Orkest trekken een ander publiek dan De Toppers. Toch subsidieert de provincie vooral de ‘hoge’ cultuur en wordt de toekenning van deze subsidies vaak uitbesteed aan onafhankelijke commissies, zodat de artistieke kwaliteit en integriteit van de makers geborgd wordt. Op zich is dat allemaal best uit te leggen, maar het stelt ons wel voor een belangrijk dilemma. Hoe zorg je er als PvdA voor, dat de voor het cultuurbeleid eveneens belangrijke sociaal-democratische waarden van verheffen en verbinden van verschillende groepen in de samenleving gerealiseerd worden?
De grote stad versus de provincie
Deze vraag stond centraal tijdens de eerste themabijeenkomst over de nieuwe sociaal-democratische agenda voor het middenbestuur. De directeur van de Boekman Stichting Jan Jaap Knol gaf een overzicht van de verschillende rollen, die provincies spelen in het cultuurbeleid en ook de grote verschillen tussen de budgetten per inwoner, die de provincies spenderen aan hun cultuurbeleid (zie ook ).
Dit heeft vaak te maken met de mate waarin er sprake is van een eigen ´provinciale identiteit´ – bij Limburgers en Friezen is dat sterker dan bij Gelderlanders of Utrechters – en of er grote steden zijn, die zelf al een groot deel van het cultuurbeleid financieren. Want voor een stevig cultuurbeleid heb je wel een bepaalde schaalgrootte nodig, zo legde Sjoerd Feitsma, oud-wethouder cultuur van Leeuwarden en tegenwoordig directeur van ACCT, een arbeidsmarktplatform voor de culturele en creatieve sector, uit. Provincies zijn nodig, waar de infrastructuur ontbreekt die verstedelijkte gebieden wel hebben. Dit wordt nog eens extra versterkt doordat de in de grote steden gevestigde culturele instellingen het meest gebruik kunnen maken van de grote subsidiepotten van het Rijk en de steun van andere overheidslagen niet nodig hebben.
De maatschappelijke waarde en rol van de politiek
Maar al te vaak verzandt het gesprek in een technische discussie over subsidiestromen, terwijl de toegevoegde waarde, die cultuurbeleid kan hebben, er bekaaid vanaf komt. Dat is meer dan jammer. Cultuurbeleid is namelijk veel meer dan de jaarlijkse verdeling van geld. Zonder de bibliotheken wordt bijvoorbeeld het maatschappelijke probleem van laaggeletterdheid niet opgelost en we zien nu tijdens corona hoe essentieel lokale podia en gratis festivals zijn voor de sociale samenhang in een stad of dorp. De vraag die de politiek zou moeten beantwoorden is dan ook: hoe zorg je ervoor dat mensen, die van huis uit minder mee hebben gekregen, de weg naar de bibliotheek weten te vinden en kennis maken met de vele facetten van het rijke culturele leven?
Hoewel het goed is dat de politiek verder denkt dan het financiële huishoudboekje en de toegevoegde maatschappelijke waarde in haar beleid betrekt, waarschuwt Femke Eerland, directeur van het Groninger Noorderzon Festival, voor een al te bemoeizuchtige en wispelturige politiek. De sector is ook gebaat bij continuïteit. Het is niet wenselijk dat de sector iedere vier jaar bij een wisseling van de wacht in Den Haag, het gemeente- of het provinciehuis wordt geconfronteerd met nieuwe beleidsprioriteiten.
De politiek moet zich niet actief bemoeien met de inhoud, maar alleen een faciliterende rol is ook niet voldoende
Natuurlijk is het zaak daar rekening mee te houden en moeten we het maken van muziek, het scheppen van beeldende kunst en het opvoeren van theatervoorstellingen vooral aan de muzikanten, toneelspelers en kunstenaars zelf laten, maar dat betekent niet dat de politiek alleen de randzaken moet faciliteren. Met een rolstoelvriendelijk en artistiek excellent aanbod, dat inhoudelijk alleen maar aantrekkelijk is voor een hoogopgeleide doelgroep, komen we er niet. Net zomin het voldoende is om alleen maatschappelijk heel relevante voorstellingen, waar geen kip naar komt kijken, te maken of met aparte optredens iedere doelgroep apart te bereiken en zo de tegenstellingen tussen mensen alleen maar in stand te houden.
Met ons cultuurbeleid willen we dus maatschappelijke tegenstellingen overbruggen, mensen bij elkaar brengen en mensen uit alle lagen van de bevolking laten genieten van het rijke culturele aanbod. Hoe je dat vanuit de provincie doet, is een tweede. Maar zeker is dat we daarbij de sector moeten betrekken en zelf als provincie een actievere rol moeten pakken die verder gaat dan de discussie over het al dan niet verstrekken van subsidies. Het gaat kortom om het geheel. Alleen door aandacht te hebben voor al deze facetten krijgt cultuur de maatschappelijke functie waar we naar op zoek zijn en zijn de cultuurliefhebbers binnenkort net zo divers als de voetbalfans.
Ook in jouw gemeente of provincie aan de slag? Lees dan nu de handreiking cultuur en luister naar de allereerste podcast van het CLB beluisteren. Hierin interviewt Gert-Jan Leerink de directeur van de Boekmanstichting, Jan Jaap Knol.
Afbeelding: Ginopress | ANP