Nee, een totale mislukking is het niet. Maar de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten verloopt zeker niet vlekkeloos. Tekorten, wachtlijsten en kinderen op straat: was het wel zo’n goed idee?
Een gedeelte van het probleem is juist dat in veel gemeenten meer vraag naar jeugdhulp is dan voorheen. ‘Minister de Jonge gaat nu uitzoeken hoe dat precies komt,’ zegt Stijn Verbruggen van Jeugdzorg Nederland. ‘Maar het ligt wel voor de hand dat de nieuwe aanpak met wijkteams een rol speelt: als je de wijken in gaat en achter de voordeuren komt, kom je ook meer problemen tegen.’
‘En dan moet je er wat mee, want gemeenten hebben een jeugdhulpplicht,’ gaat Verbruggen verder. ‘De jeugdwet is wel zo geformuleerd dat gemeenten behoorlijk wat beleidsvrijheid hebben. Sommige gemeenten pakken het beter op dan anderen.’ De oorzaken van tekorten verschillen per gemeente. ‘De ene keer ligt dat aan het verkeerde verdeelmodel van het Rijk, de andere keer aan onkunde van het gemeentebestuur. Maar wanneer wat het geval is, valt zelfs vaak op gemeenteniveau niet te zeggen. Laat staan dat je daar algemene uitspraken over kan doen.’
Verbruggen: Jeugdbeschermingsorganisaties krijgen gemiddeld 10% onder de kostprijs betaald
Wat helaas wel een trend lijkt te zijn, is dat gemeenten enorm sturen op het verlagen van de kosten voor jeugdzorg. ‘De druk op de tarieven is inmiddels zo groot, dat de jeugdbeschermingsorganisaties gemiddeld 10% onder hun kostprijs betaald krijgen door gemeenten,’ zegt Verbruggen. ‘Dat is op de lange termijn natuurlijk onhoudbaar. Alle reserves van deze organisaties zijn ook op. Daardoor kunnen zij niet meer investeren in vernieuwing en professionalisering, terwijl dat juist nu nodig is en ook beoogd werd met de decentralisatie.’
Een belangrijk obstakel is dat gemeenten de verschillende vormen van jeugdhulp moeten aanbesteden. Of preciezer geformuleerd: de sterk gereguleerde inkoop. ‘Aanbesteden is een hele specifieke vorm van inkoop en eigenlijk per definitie ongeschikt voor de jeugdzorg,’ geeft Verbruggen aan. ‘Wethouders hebben allerlei mogelijkheden om niet te hoeven aanbesteden, maar dan moeten ze nog steeds wel aan hele strikte andere voorwaarden voldoen. Een veelgebruikt model is de Open House-methode. Juridisch gezien is dat geen aanbesteden, maar het is wel een sterk gereguleerde manier om zorg in te kopen.’
Een gemeente zet bij zo’n Open House traject een aantal eisen op papier en vervolgens kunnen organisaties die daar aan denken te voldoen zich inschrijven. ‘Die methode leidt er toe dat gemeenten met honderden aanbieders zaken moeten doen. Dat is lang niet altijd werkbaar. Deze inkoopvorm is vooral geschikt voor zorgvormen waarbij je als gemeente de burger de keuze wil geven om zelf een aanbieder te kiezen. Bij jeugdbeschermingsmaatregelen, die via de rechter opgelegd worden, werkt dat niet. En bij zeer specialistische jeugdzorgvormen, die wel enig zicht nodig hebben op hoeveel plekken er ingekocht worden, past dit model ook niet.’
Lumpsum, tekorten en wachtlijsten
‘Tja, het wordt allemaal al vrij snel behoorlijk technisch,’ zegt wethouder in Meierijstad Menno Roozendaal. Meierijstad is één van de zestien gemeenten in de regio Noordoost Brabant die via een Open House traject jeugdhulp inkopen. ‘We werken met een lumpsumfinanciering en maken met zorgaanbieders afspraken over hoeveel mensen ze daarmee kunnen behandelen. Je hebt dus een uitgavenplafond.’
Roozendaal: Veel aanbieders in onze regio hebben het uitgavenplafond bereikt
Dat plafond is inmiddels bij veel aanbieders bereikt. ‘En als de pot voor aanbieders leeg is, krijg je wachtlijsten,’ zegt Roozendaal. ‘Dat zie je nu ook in onze regio. De lengte van de wachtlijsten varieert afhankelijk van de soort zorg. We kijken dan nog of andere aanbieders ruimte hebben. Is die er niet, dan is het aan de gemeente om een afweging te maken. Kan iemand wachten? Of is de vraag te urgent? In dat laatste geval kan je als gemeente zelf extra geld vrijmaken.’
In Meierijstad moet Roozendaal regelmatig bijspringen. ‘Kinderen die zorg nodig hebben, moeten dat krijgen, vind ik. Dan gaat het bijvoorbeeld om ambulante zorgtrajecten. Dat type zorg is ook gemakkelijker snel op te zetten. Als er fysiek echt een plek voor iemand moet zijn, is het veel lastiger om snel iets te regelen.’
De wachtlijsten ontstaan niet door onkunde bij de gemeenten, vindt Roozendaal. ‘Misschien was het in het begin voor veel gemeenten even wennen. Maar nu hebben we expertise in huis gehaald en kunnen we als lokale overheid veel makkelijker contact leggen met bijvoorbeeld de huisartsen in onze gemeente.’ De problemen zijn echt ontstaan door een gebrek aan geld. ‘Het was beter geweest als gemeenten in het begin meer financiële ruimte hadden gehad voor de transitie en transformatie. De problemen waren dan nu minder groot geweest.’
Aanbestedingsnachtmerrie
Hoe erg het mis met aanbestedingen en strakke budgetten kan gaan, blijkt momenteel in 25 Noord-Hollandse gemeenten, waaronder Haarlem en Alkmaar. Geen van de aanbieders is bereid om aan de voorwaarden die de gemeenten stellen te voldoen. Ze willen wel zorg bieden, maar achten het geboden budget niet toereikend. Gemeenten moeten dus dieper in de buidel tasten. ‘De onderhandelingen zijn nog bezig, dus ik moet een slag om de arm houden,’ zegt het Haarlemse raadslid John Oomkes. ‘Maar het komt erop neer dat er met de geboden tarieven geen normale bedrijfsvoering mogelijk is.’
Per 1 januari dreigen daardoor honderden jongeren in de kou te belanden. ‘Dat kunnen we natuurlijk niet laten gebeuren,’ vindt Oomkes. ‘Het gaat om kwetsbare jongeren, kinderen nog, tussen de 12 en 23 jaar. Vaak balancerend op het randje van de criminaliteit. In Nederland hebben we ervoor gekozen om die groep te helpen. Terecht, maar ik vraag me echt of die geholpen zijn met die regionale aanbestedingen.’
Oomkes: Dat je in de ene gemeente wel fatsoenlijke tarieven hanteert en in de andere niet, gaat er bij mij niet in
‘Al die regio’s gaan weer opnieuw het wiel uitvinden, terwijl het volgens mij helemaal niet moet uitmaken of een zorgverlener in Haarlem of Leiden werkt,’ zegt Oomkes. ‘In Leiden zijn ze er wel uit en hebben ze een overeenkomst gesloten met hogere tarieven dan we in onze regio voorstellen. Wat beoogd werd met de decentralisaties, wordt door die compartimentering teniet gedaan. Ik snap best dat je per regio met instellingen afspraken maakt over het takenpakket en de te leveren zorg. Zo lever je immers maatwerk. Maar ik zie niet in waarom er gemarchandeerd moet worden met de cao’s en de basisvoorwaarden. Dat moet gewoon landelijk hetzelfde zijn.’
Wel degelijk dichterbij de mensen
Over de geleverde hulp hoort Oomkes maar weinig klachten. ‘In Haarlem werken we onder meer met wijkgerichte teams. Die zitten vlakbij de jongeren, werken met verschillende disciplines samen en zorgen ervoor dat wijken die we voorheen als probleemwijk bestempelden beter worden. Dat is de weg vooruit. Maar met de onzekerheid van nu komt precies dat maatwerk in het geding.’
Het Tilburgse raadslid Bea Mieris maakt zich eveneens zorgen. ‘In de stad is relatief veel vraag: 9,1% van de Tilburgse jongeren doet een beroep op jeugdhulp. En de zorg die toegewezen wordt, is vaak behoorlijk intensief. Er wordt nu gekeken of dat wel altijd nodig is. Het zou kunnen dat de ambtenaren waar ouders in eerste instantie terecht komen, te snel doorverwijzen. Wat je zou willen is dat het preventief en in de eigen omgeving van gezinnen opgelost wordt. Alleen dat is natuurlijk heel makkelijk gezegd en in de praktijk moeilijk te realiseren.’
Mieris: De tekorten worden gelukkig opgevangen in Tilburg
Door de groeiende vraag lopen de tekorten in Tilburg op. ‘Dat gaat de komende jaren om vele miljoenen. Gelukkig kiest het college ervoor om de tekorten op te vangen met reserves.’ Structureel worden er experimenten opgezet om te kijken hoe er preventief en slimmer gehandeld kan worden. ‘Ook daar is geld voor vrij gemaakt. Hiermee krijgen allerlei initiatieven een kans en kan worden gekeken wat werkt en wat niet. En alles wat kansrijk is, wordt dan verder over de stad uitgerold.’
Dus ja, over het algemeen is Mieris als oppositielid niet ontevreden over het college. ‘Ze staan er realistisch in en proberen met inventief en innovatief beleid de problemen te lijf te gaan. Ik maak me wel zorgen over het evaluatiemoment. Het college wil dat over twee jaar al doen. Te vroeg volgens mij. Dat wordt wel een spannend moment. Want stel, de tekorten lopen nog steeds op. Gaat het college dan wel snijden?’
En de kleine gemeenten dan?
Dat je niet per se over een enorm ambtenarenapparaat hoeft te beschikken om toch jeugdhulp op maat te leveren, bewijst Montfoort. Zeer tevreden is wethouder Jocko Rensen over de samenwerking met Adri van Montfoort. ‘Als kleine gemeente hebben we de expertise niet in huis. Daarom is ervoor gekozen om het jeugdteam naast de gemeente te zetten. Het is geen onderdeel van de ambtelijke organisatie.’
Adri van Montfoort heeft jarenlang ervaring op alle terreinen van jeugdzorg, benadrukt Rensen. ‘Hij kent de hele keten en is zelfs jeugdrechter. De grote kracht van het jeugdteam is dat er alleen professionals als maatschappelijk werkers, pedagogen en psychologen inzitten. Ze zijn direct benaderbaar en kijken puur naar de vraag van de inwoners. Er is ook geen loket, mensen komen gelijk bij het jeugdteam binnen.’ En dat werpt zijn vruchten af. ‘Ouders worden niet van het kastje naar de muur gestuurd, maar praten meteen met de professionals. Op die manier lever je maatwerk en kan je voorkomen dat er onnodige zorgtrajecten worden ingezet.’
Rensen: De twijfels zijn bij mij nu wel weggenomen, met de jeugdhulp zit het hier wel goed
Rensen had in het begin wat twijfels. ‘Niet over de professionaliteit, daar was ik al meteen van overtuigd. Maar qua kostenbewustzijn moet het natuurlijk ook kloppen. In Montfoort werken we met een zeer beperkt budget. Daarom zijn we daar meteen scherp op geweest. Het jeugdteam hanteert de slogan: “If it ain’t broken, don’t fix it.” Als dure zorg niet blijkt te werken, durven ze er ook mee te stoppen.’ Of de methode Montfoort een blauwdruk is voor andere gemeenten, durft Rensen niet meteen te zeggen. ‘De schaal van Montfoort (14.000 inwoners, red.) maakt het redelijk overzichtelijk. Iedereen van het jeugdteam kent elkaar. Dat ligt bij grotere gemeenten natuurlijk anders. Maar ze kunnen zeker wat van onze aanpak leren.’
Afbeelding: Marc Roos | Nationale Beeldbank