Wachtlijsten, misstanden, ruzies over budgetten met het Rijk. Het gaat vaak genoeg over de jeugdzorg, maar het perspectief van de professional blijft vaak onderbelicht. Waarom is dat problematisch? En wat nemen wethouders mee uit de praktijk?
‘Kwetsbare kinderen zijn geen markt’
Rinda den Besten
Bestuurder bij Jeugdbescherming Brabant
Onlangs heb je PvdA-wethouders een rondleiding gegeven bij een van jullie locaties. Waarom was dat nodig?
‘Kwetsbare kinderen zijn geen markt’
‘Bij het CLB bestaat de wens om de diepte in te duiken in de jeugdzorgketen. Dus los van de dagelijkse werkelijkheid op het gemeentehuis de wat fundamentere vragen behandelen. Hoe kunnen we vanuit sociaal-democratische principes het beste naar de jeugdzorg kijken? Om daar een antwoord op te geven moet je weten wat er in de praktijk speelt en waarom jeugdbeschermers zo cruciaal zijn.’
En, wat kwam er uit?
‘Voor mij werd duidelijk dat het voor wethouders toch echt wel een heel complex stelsel is. Ze vinden het erg moeilijk om er grip op te krijgen. Wanneer is iets nu goede jeugdzorg? Hoe kun je er op sturen? Hoe vergroot je de kwaliteit? En hoe bereik je juist de kwetsbaarste gezinnen?’
Gebeurt dat dan nu niet?
‘Onvoldoende. Er wordt nu vooral op zaken als doelmatigheid en kosten gestuurd. Dat heeft ons volgens mij niks gebracht sinds 2015. De gespecialiseerde zorg, de jeugdzorg+, de GGZ, gesloten jeugdzorg, en jeugdbescherming moeten gewoon publieke voorzieningen zijn. Daar is geen marktfunctie. Toch creëren we met onze manier van aanbestedingen een verkeerd stelsel met perverse prikkels. Dat kost ons als samenleving heel veel geld en daar moeten we dus mee stoppen.’
Nog meer opvallende zaken?
‘Zeker. Gezinshuizen zijn belangrijk en goed geschoold personeel krijgen, is echt een probleem. Nu zie je vaak dat mensen bij andere instanties worden weggekocht. Maar daarmee los je het tekort op de arbeidsmarkt natuurlijk niet op. Je verplaatst het alleen maar.’
Hoe kijken de wethouders aan tegen de professionals?
‘Met bewondering. We hebben een mooi gesprek gehad over hoe je de bevlogenheid en betrokkenheid van mensen in de publieke sector vasthoudt. Aandacht voor de beroepspraktijk is ontzettend belangrijk. Om dingen in beweging te krijgen, is het juist goed om te erkennen dat er dingen niet goed gaan. Op dit moment komen mensen bijvoorbeeld niet toe aan ontwikkeling. Voor peer groups, intervisie en dat soort zaken is simpelweg geen tijd.’
De werkdruk verminderen en het werkplezier vergroten dus. Wat is verder belangrijk?
‘Ook randvoorwaardelijke zaken zijn belangrijk, zoals goede contacten met de politie en de driehoek, zodat ze hun werk veilig kunnen doen. Ketenpartners moeten bij een uithuisplaatsing of een lastig gesprek zorgen voor een veilige omgeving. Dat moeten we niet vergeten, voor je het weet accepteer je met zijn allen dat er onzorgvuldig met mensen wordt omgegaan.’
Er zijn veel protocollen en richtlijnen waar zorgverleners aan moeten voldoen. Is dat goed, of niet?
‘De jeugdzorg heeft te maken met enorm veel toezicht. Op zich prima, maar er zijn ontzettend veel escalatiemogelijkheden: interne- en externe klachtencommissies, de SKJ, de rechter, het tuchtcollege en de inspectie. Die stapeling drukt enorm op onze mensen, ze zijn voortdurend bezig zich te verweren, moeten overal op komen draven. Zeker bij echtscheidingen krijg je soms al een klacht aan je broek nog voordat je de betrokkenen de hand hebt geschud.’
Dat klinkt haast onwerkbaar.
‘Ik denk ook vaak: wie beschermt de jeugdbeschermer? Natuurlijk moet er rechtsbescherming voor cliënten zijn en mag je kritiek hebben, maar het is in deze sector echt wel heel veel.’
Is maatwerk nog mogelijk in een systeem waarin bureaucratie de norm is?
‘Nee. Dat is een gevolg van die marktwerking. Alle jeugdhulp, die wij kunnen inzetten, hangt aan een productcode. Als je maar een klein beetje afwijkt van de norm, dan krijg je geen productcode. Dat is de wereld op zijn kop. Er zijn gelukkig wel een paar pareltjes, partners in Brabant, die buiten de lijntjes durven kleuren. Maar het overgrote deel houdt zich angstvallig vast aan de regels.’
Wat kun je daar aan doen?
‘Bovenregionale samenwerking is nu al onvermijdelijk, maar het is niet dé oplossing. Daar is het te complex voor. Op gespecialiseerde zorg moet meer landelijke regie komen, dus een landelijk tarief en landelijke afspraken over onze caseload. En je moet geen markt meer hebben, maar het als publieke voorziening behandelen.’
Wat zou er nu als eerste moeten gebeuren?
‘Kwetsbare kinderen zijn geen markt. Die conclusie moet als eerste maar eens getrokken worden.’
Te weinig geld is niet het grootste probleem
Jasper Bloem
Wethouder jeugd in Zutphen
Tegen welke problemen lopen jullie in Zutphen aan op het gebied van jeugdzorg?
‘We hebben hier last van een kwalitatief personeelstekort bij de jeugdbescherming. Er zijn veel wachtlijsten.’
Wat bedoel je met een kwalitatief personeelstekort?
‘Op zich zijn er voldoende mensen, maar een deel van de medewerkers is nog relatief onervaren. Ondanks dat de casuïstiek heel heftig is, worden zij meteen in het diepe gegooid.’
Zijn er ook andere zaken die problemen opleveren?
‘We hebben een deel van de workload overgenomen als gemeente en bieden andere vormen van hulp aan, zolang de gewenste specialistische zorg nog niet beschikbaar is. Dat is natuurlijk geen wenselijke situatie. Je wilt dat de jeugdbescherming op sterkte is en dat je in kunt zetten op op- en afschalen wanneer dat nodig is.’
Waarom is dat zo belangrijk?
‘Je wilt snel de juiste zorg kunnen leveren en voorkomen dat een kind te lang in een crisissituatie blijft zitten. Bij voorkeur kan iemand terugkeren in een veilige thuisomgeving. Maar we zien nu teveel dat jongeren van plek naar plek moeten verhuizen. Om dat te voorkomen is het daarnaast ook belangrijk om meer in te zetten op vroegsignalering. Zo kan je grote problemen voorkomen.’
Wat is het grootste probleem: gebrek aan geschoold personeel, geld, bureaucratie, of nog iets anders?
‘Geld is niet het grootste probleem, hoewel er naar de toekomst toe nog steeds geen duidelijkheid is hoeveel het Rijk gaat bijdragen. Gebrek aan geschoold en ervaren personeel is zeker wel een groot probleem. Bureaucratische belemmeringen zijn eveneens een issue. Maar die komen wel ergens vandaan.’
Hoe bedoel je?
‘De bureaucratie is voor een gedeelte een reactie op het feit dat de samenleving professionals risicomijdend maakt. Er is een claimcultuur. Als je één keer iets fout doet, word je openbaar aan de schandpaal genageld. Dat zorgt voor risicomijdend gedrag en staat goede zorg in de weg.’
Wat kun je daaraan doen?
‘Dat begint bij bestuurlijk lef. Wees bereid om te accepteren dat er soms fouten worden gemaakt. We moeten als samenleving terughoudender zijn in openbare registers. Je kunt nu zien welke maatregelen er aan jeugdbeschermers zijn opgelegd en dat gaat tot een periode tot tien jaar, dat vind ik best ver gaan.’
En de bureaucratie?
‘Die aanpakken is echt belangrijk. Je moet soms langs wel vier loketten om je verhaal te doen. Dat geldt dus niet alleen voor kinderen of hun ouders en verzorgers, maar ook voor professionals. Het is nu onoverzichtelijk georganiseerd. Het kost je vaak veel tijd om uit te zoeken of je bij de kinderbescherming, Veilig Thuis, de gemeente of de jeugdbescherming moet zijn. Met proeftuinen wordt nu gekeken of dat makkelijker kan. Wat mij betreft, doen we dat niet te vrijblijvend.’
Geld is minder een probleem zeg je. Is dat dan helemaal geen probleem meer?
‘Over de eindeloze discussies over tarieven is wel wat te zeggen: stop daarmee. Onderhandelen over lichte jeugdhulp is prima, maar bij specialistische en vooral landelijk geregelde zorg is dat echt niet goed. Laat bij specialistische of bovenregionaal zorg de VNG en het Rijk één tarief vaststellen.’
Heeft de decentralisatie van de jeugdzorg bij jullie voor verbetering gezorgd?
‘Gedeeltelijk. Voor de lichte jeugdhulp en door de combinatie, die je kunt maken met het onderwijsveld en maatschappelijke organisaties, is het een verbetering. Je kunt goed schakelen met elkaar. Als gemeente Zutphen starten wij op 1 mei met een vierjarige pilot met zorgaanbieders om gezamenlijk de lichte jeugdhulpverlening te verbeteren.’
En de complexe jeugdhulp?
‘Voor de zwaardere, meer complexe jeugdhulp, vind ik het ingewikkeld. Als wethouder is de mate van sturing, die je hebt beperkt.
Wat heb je geleerd van het bezoek aan Brabant?
‘Hoe belangrijk de rol van jeugdbescherming is in het garanderen van een veilige omgeving voor jongeren en kinderen. Ik vond het inspirerend dat ze ervaringsdeskundigen inzetten. Dat is iets wat wij in onze gemeente ook erg stimuleren. De inzet van medewerkers, die zelf als kind met jeugdzorg te maken hebben gehad, heeft echt een toegevoegde waarde voor de kwaliteit van de zorg.’
Indrukwekkend om van ervaringsdeskundigen te horen hoe de praktijk werkt
Menno Roozendaal
Wethouder jeugd in Meierijstad
Ook jij was bij het werkbezoek in Brabant. Wat vond je ervan?
‘Het was heel mooi om een inkijkje te krijgen in het dagelijkse werk van jeugdbeschermers en om te zien met hoeveel passie zij hun werk in moeilijke omstandigheden uitvoeren. De jeugdbeschermer die zelf ook ervaringsdeskundige was, maakte indruk. Als je hoort dat iemand zelf uit huis is gegaan en bescherming heeft gehad, geeft dat wel een extra lading aan een bijeenkomst.’
En de inhoudelijke lessen?
‘Het was interessant om te horen hoe de samenwerking van zorgaanbieders en gemeenten in de praktijk verloopt. Een jeugdbeschermer kan zorg inzetten, maar welke zorg die inzet is afhankelijk van wat een gemeente aan zorg heeft ingekocht en de beschikbare plekken die zorgaanbieders hebben.’
Wat zou je daar aan kunnen doen?
‘Dat is een groot probleem dat deels door het tekort aan medewerkers wordt veroorzaakt.’
Meer geld erbij dus?
‘Niet per se. Het is ook een kwestie of het wel aantrekkelijk genoeg is om er te werken. Dat kan alleen als je ervoor zorgt dat de mensen op de juiste plek zitten en de werkdruk vermindert. Dat dat nu vaak niet het geval, helpt niet om het werk in de jeugdzorg aantrekkelijk te maken.’
En dan loop je ook nog eens op eieren.
‘De invloed van een tuchtcommissie op het werk van een jeugdbeschermer is inderdaad ook groot. In de Volkskrant stond recent nog een bericht van een arts die was vrijgesproken na een aanklacht. De dreiging van een tuchtcommissie maakt het handelen in moeilijke situaties soms nog lastiger. Het gaat om impactvolle besluiten voor gezinnen.’
Tegelijkertijd is die rechtsbescherming er niet voor niets.
‘Rechtsbescherming van ouders en kinderen zijn zeker belangrijk. Maar dat mag niet doorslaan. Als professionals, zoals jeugdbeschermers, zich onveilig of zelfs vogelvrij voelen gaat er iets mis. Dat werkt door in de praktijk: professionals worden handelingsverlegen worden of juist reageren juist overdreven.’
Waar lopen jullie in Meierijstad tegenaan?
‘De wachttijden zijn vaak lang. Een situatie kan dan verslechteren voordat de hulp daadwerkelijk start. Waar we verder tegenaan lopen zijn de problematische scheidingen.’
Waarom is dat zo complex?
‘Wanneer ouders uit elkaar gaan en het niet eens zijn over de situatie, zijn de mogelijkheden om hulp in te zetten beperkt. Zonder medewerking van de ouders kom je al snel uit bij het gedwongen kader van de jeugdbescherming. Daar zit de raad voor de kinderbescherming nog tussen én een uitspraak van de rechter. Dus dat is een heel lang traject.’
Vind je het met de kennis van nu goed dat de jeugdzorg is gedecentraliseerd?
‘Dat is een gewetensvraag. Ik denk ja en nee. In de eerste jaren moesten we bezuinigen, dat was niet houdbaar. Dat is gelukkig teruggedraaid. Als je het opnieuw zou doen, kom je wel tot een ander ontwerp denk ik.’
Wat zou je dan anders doen?
‘De essentie van het dichterbij gezinnen willen zitten is heel logisch. Maar ik denk dat er meer centraal regie gevoerd had moeten worden op de (zeer) gespecialiseerde jeugdhulp.’
Dat was de nee. Wat is de ja?
‘De lichtere vormen van jeugdhulp kunnen wel prima via gemeenten. Als het alternatief is dat het Rijk dat type lichte hulp via zorgkantoren of zorgverzekeraars laat verlopen, komt het dus verder af te staan van inwoners. Dat vind ik niet verstandig.’
Wat is het grootste probleem? Is dat het personeelstekort, het geld, de bureaucratie of nog iets anders?
‘Waar ik ’s nachts het meest wakker van lig is dat kinderen met de meest complexe problematiek, te vaak niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Dat vertaalt zich in hele lange wachttijden, in veel verplaatsingen van de ene naar de andere instelling en dus veel ellende.’
Hoe komt dat?
‘Dat heeft in mijn ogen te maken met het feit dat we de jeugdzorg hebben ingedeeld in sectoren. Bijvoorbeeld voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, ggz en pleegzorg. Zodra kinderen in meerdere van die categorieën vallen, durven instellingen dat niet aan. Het afbreukrisico en het wantrouwen in het systeem zijn groot. Je kunt zomaar bestraft worden als je een stapje extra zet.’
Hoe kun je dat oplossen?
‘Volgens mij gaat het er ook om, dat politici mensen met verstand van zorg gaan steunen. Recht op zorg is iets anders dan recht op genezing of herstel. Als je niet weet wat te doen, lijkt niets doen soms op een alternatief. Maar dat is het niet. Daarom moet je vanuit de politiek de mensen steunen die wel dat extra stapje willen zetten.’
Afbeelding: Sandra Uittenbogaart | ANP