Bij gebrek aan gemeentelijk anti-discriminatiebeleid werkt de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) aan een nieuw Nationaal Programma dat het invoeren van een lokaal anti-discriminatiebeleid verplicht maakt. Want al sinds 2022 en herhaaldelijke oproepen van de NCDR voor lokaal anti-discriminatiebeleid heeft slechts 35 procent van de gemeenten zo’n beleid en 65 procent nog steeds niet.
‘Gedreven door gelijkwaardigheid. Samen voor Inclusie’ is het motto van de NCDR. Het is te lezen op een ingelijste foto aan de muur op zijn kantoor op de 15e verdieping van het kantorencomplex vlakbij het Centraal Station van Den Haag. Rabin Baldewsingh, de NCDR, hamert sinds zijn aantreden eind 2021 op het belang van gelijkwaardigheid in de samenleving. Ondanks de komst van de NCDR is het percentage van gemeenten dat actief beleid voert tegen discriminatie blijven steken op 35 procent. De maat is nu wel vol, vindt Baldewsingh. ‘De tijd van praten is voorbij. Het is tijd voor actie, actie, actie.’ Hij hamert erop. ‘Dat alle Nederlandse gemeenten een anti-discriminatiebeleid hebben is belangrijk.’
Ontwikkelingen
Dat Baldewsingh er zo op duwt discriminatie lokaal aan te pakken, heeft behalve met de strijd voor gelijkwaardigheid ook te maken met de ontwikkeling van de laatste jaren waarin groepen juist steeds verder van elkaar af lijken te drijven. Politiebureaus, anti-discriminatiebureaus en het College van de Rechten voor de Mens zagen vorig jaar het aantal meldingen voor het zesde achtereenvolgende jaar toenemen, laat de NCDR weten. En dat kwam niet door een hogere bereidwilligheid om te melden. Meldingen van anti-semitisme en discriminatie van moslims waren volgens de instellingen absoluut weer toegenomen.
De Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme die onderzoek heeft gedaan naar discriminatie in verschillende sectoren kwam een dag voor het gesprek van Lokaal Bestuur met de NCDR juist met de onderzoeksresultaten naar buiten. ‘Het is heel goed dat de staatscommissie heeft gezegd dat er discriminatie is, dat het groeit,’ reageert Baldewsingh. Hij maakt zich zorgen over de omslaande tijdsgeest. ‘Onder de noemer van zaken kunnen benoemen vellen mensen makkelijker een oordeel over verschillende groeperingen. Gemeentebestuurders moeten het probleem echt aanpakken. Dat 65 procent van de gemeenten geen anti-discriminatiebeleid heeft, vind ik slapjanusgedrag. Het laat zien dat lokale overheden zich er wel comfortabel bij voelen.’
Doe ’s gek en maak een motie of initiatiefvoorstel, verplicht je gemeente ertoe anti-discriminatiebeleid te maken.
Rabin Baldewsingh, Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
Gemeenten krijgen rijksgeld voor anti-discriminatiebeleid. ‘Sommige gemeenten besteden dat aan vuilnisbakken, groen, lantaarnpalen, niet aan het tegengaan van uitsluiting en een gemeente te creëren voor iedereen,’ zegt Baldewsingh. ‘Je mag het geld besteden aan zaken die goed zijn vanuit je eigen ideologie. Maar als bestuurder ben je er voor alle inwoners van je gemeente. Ik zou zeggen: doe ’s gek en maak een motie of een initiatiefvoorstel, verplicht je gemeente ertoe anti-discriminatiebeleid te maken.’
Hij roept colleges op hun verantwoordelijkheid te nemen. Maar als je niet in het college zit? ‘Raadsleden wil ik vragen het bestuur te controleren en aan te spreken als beleid ontbreekt. Want zonder anti-discriminatiebeleid is het makkelijker individuen en groepen uit te sluiten.’
Uitsluiting kost geld
Baldewsingh wijst erop dat uitsluiting groepen in de problemen brengt. Dat kost de samenleving geld. ‘Mensen raken in de stress, doen vaker een beroep op hulp in bijvoorbeeld de gezondheidszorg, jongerenwerk. Uitgesloten mensen belanden eerder in de criminaliteit, zijn er kwetsbaar voor. Realiseer je dat discriminatie heel veel geld kost, maak de rekensom maar. En kijk naar de toeslagenaffaire. Het oplossen daarvan kost 9 miljard euro. Een veelvoud van het bedrag dat alle vals beschuldigde ouders samen zogenaamd zouden hebben gefraudeerd.’
De NCDR weet dat er ook gemeenten zijn die wel een anti-discriminatiebeleid hebben. Onder meer de vier grote steden Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag voeren een actief beleid. Hij noemt ook Tilburg waar hij op verzoek van de gemeenteraad een presentatie heeft gegeven. Daarin heeft hij uitgelegd waarom een anti-discriminatiebeleid noodzakelijk is en hoe je dat het beste kunt aanpakken in zowel in de samenleving als op de werkvloer. ‘Eindhoven kent ook een goede aanpak. Daar is een actieprogramma inclusie verankerd in het bestuursakkoord. En in Arnhem heeft net een pilot gedraaid met een lokale anti-discriminatiecoördinator. Ik hoop dat ze er na de evaluatie iets mee doen.’
Het gaat erom discriminatie voor te zijn.
El Yazid Aït Chrif, gemeenteraadslid in Arnhem
Raadslid El Yazid Aït Chrif laat weten dat de gemeente Arnhem zo’n drie jaar bezig is met het voeren van een anti-discriminatiebeleid. ‘Wij geven behoorlijk gas op het onderwerp. Het gaat erom discriminatie voor te zijn.’
Eerder bleek uit een rapport dat de gemeentelijke organisatie behoorlijk achterliep op diversiteit. De raad is daarvan geschrokken en vond het tijd voor actie, schetst Aït Chrif. ‘De PvdA heeft de actie concreet gemaakt: de gemeente en de partners waarmee zij samenwerkt, moeten een pro-actief inclusiebeleid hebben. We letten erop dat een organisatie een evenredige verhouding kent, ook in hogere posities. Elke gemeentelijke samenwerkingspartner moet zo’n beleid voeren en aantonen hoe zij daar invulling aan geeft. Bij de gemeente gaat het over anti-discriminatiebeleid op de arbeidsmarkt. Maar Arnhem heeft ook anti-discriminatiebeleid voor bijvoorbeeld de horeca. Het toegangsbeleid leidt daar soms tot problemen.’
Pilot krijgt vervolg
De pilot met een lokale anti-discriminatiecoördinator is goed ontvangen door de Arnhemse gemeenteraad. ‘De pilot heeft een jaar gedraaid en de raad heeft het college de opdracht gegeven het een vervolg te geven,’ zegt Aït Chrif. ‘Het was geen pilot van: we hebben het gedaan, we vinken het af en het is klaar. We willen ermee doorgaan. Misschien onder een andere naam dan anti-discriminatiecoördinator en het is ook denkbaar dat verschillende mensen die rol vervullen, maar het principe blijft.’
De werkwijze is dat de coördinator overal in de stad in gesprek gaat met inwoners om manieren van discriminatie te zoeken. Bij signalen van discriminatie kan de gemeente eerder reageren en discriminatie voorkomen.
De Nationaal Coördinator Baldewsingh benadrukt dat discriminatie en racisme de samenleving op allerlei manieren veel schade berokkent. ‘Je kan je ogen er niet voor sluiten.’
Aït Chrif geeft mee dat lokaal anti-discriminatiebeleid begint met politieke wil. In Arnhem is die aanwezig. ‘Zeventig tot 80 procent van de gemeenteraad heeft voor anti-discriminatie-moties gestemd. Dat gaat verder dan de links-progressieve coalitiepartijen die samen 60 procent van de raad vormen. Wat dat betreft is Arnhem een van de lichtpunten in het land.’
Dat lichtpunt verdient navolging in alle gemeenten waar nog steeds geen anti-discriminatiebeleid bestaat.
Anti-discriminatiebeleid is niet hetzelfde als inclusiebeleid. Inclusiebeleid is erop gericht rekening te houden met achtergestelde groepen en legt meer de nadruk op het tot stand brengen van wat wenselijk is. Het karakter van inclusiebeleid is vrijblijvend. Anti-discriminatiebeleid is gericht op het tegengaan van een strafbaar fenomeen: het achterstellen van mensen op basis van allerlei persoonlijke kenmerken, zoals huidskleur, religie, etnische achtergrond, leeftijd, geaardheid, gender.