Opeens kon het: investeren in het onderwijs. Liefst 8,5 miljard is er door het demissionair kabinet vrijgemaakt om te stoppen in het onderwijs. Met het Nationaal Programma Onderwijs richt de overheid zich op herstel én ontwikkeling van het onderwijs, op het inhalen én compenseren van vertraging, en op het ondersteunen van iedereen in het onderwijs die het moeilijk heeft. Een hoop geld, maar is het ook genoeg?
Het is dubbel nieuws, vindt raadslid Maren Slangen in Maastricht. ‘Natuurlijk was ik blij om te horen dat er geld bijkomt voor het onderwijs. Eindelijk, dacht ik. Totdat ik de voorwaarden las: in 2,5 jaar moet het bijvoorbeeld uitgegeven zijn. Dat is een heel kort tijdbestek om het op een goede plek te krijgen. Bovendien: dit is incidenteel geld, maar je moet structureel iets doen. Dat vraagt veel meer dan € 8,5 miljard.’ Maar dat gezegd hebbende, is het geld meer dan welkom. ‘Als je het op een goede manier inzet en bijvoorbeeld ook de maatschappelijke ontwikkeling stimuleert, kan het echt helpen.’
Ook de raadsleden Hester Assen (Utrecht) en Deniz Dönmez (Enschede) delen de zorgen van Slangen. Bovendien noemen ze de timing ‘interessant’, zo vlak voor de verkiezingen. Assen: ‘Ik hoop écht echt dat ze het doen omdat de kinderen het nodig hebben, niet omdat de verkiezingen bijna zijn.’ Dönmez: ‘Ik vind het een goede zet, maar ook heel bijzonder dat een demissionair kabinet nu zo’n beslissing maakt om zoveel geld in het onderwijs te steken, maar bijvoorbeeld weer niet in andere sectoren zoals de zorg.’
Raadslid Marjolein Senden (Eindhoven) staat er net wat anders in dan haar collega’s: ‘Ik denk eerlijk gezegd dat we heel erg blij mogen zijn dat we dit voor het onderwijs nu al in onze broekzak kunnen steken. Over 2,5 jaar maken we de stand weer op. Ik probeer niet te zuur te zijn dat het niet genoeg is; dat is het namelijk nooit, als je ziet hoe lang er structureel te weinig in het onderwijs is geïnvesteerd. Maar het is wel een kans om lokaal ook iets te kunnen veranderen. En als je ziet dat het lokaal werkt, dán kun je ook structureel iets gaan afdwingen.’
Senden: Het is mooi dat we dit geld nu in onze broekzak kunnen steken
Ze signaleren allemaal dat de coronapandemie de al bestaande problemen nog meer heeft blootgelegd. De lerarentekorten, leerachterstanden, maar vooral ook de kansenongelijkheid. ‘Het is eigenlijk ondenkbaar dat in een land als Nederland het nog uitmaakt waar je wieg staat, maar toch is het zo,’ zegt Senden. ‘Je ziet gewoon dat niet elke ouder capabel genoeg is om z’n kind thuisonderwijs te geven. Met als risico dat je kwetsbare kinderen kwijtraakt.’
In Maastricht gebeurt dat ook, constateert Slangen. ‘Ik hoor terug dat kinderen op sommige scholen na de schoolopening niet meer zijn teruggekeerd op school. Ik wil wel dat het college hier bovenop gaat zitten, maar tot nu toe heb ik er weinig vertrouwen in. Op schriftelijke vragen aan de D66-wethouder kreeg ik te horen dat ze er geen informatie over hadden en dat ik maar navraag moest doen bij de scholen en kinderopvang. Een verkeerde opstelling. Op die manier laat de wethouder niet zien dat ze zich verantwoordelijk voelt.’
Versnippering
Leraren mogen meedenken over de besteding van het geld uit het Nationaal Programma Onderwijs. Goed dat dat gebeurt, vinden de geïnterviewden. Slangen: ‘Zij zijn ten slotte expert op de inhoud.’
Maar er moet wel een rol blijven voor de lokale overheid, stelt de Groningse wethouder Carine Bloemhoff. ‘We willen maatwerk, dat is ook echt belangrijk. Als overheid bepaal je niet wat voor een kind werkt; dat kan de school het beste. Maar we moeten wel oppassen dat de aanpak niet heel erg versnippert, waardoor je uiteindelijk nog niets bereikt. Samen moet je kijken wat nou bewezen interventies zijn en kijken hoe je het kunt vormgeven. Wat mij betreft moeten we ook naar de lange termijn kijken, en daarin kunnen we als gemeente en onderwijs samen optrekken. Je moet het wat mij betreft breder trekken dan alleen achterstanden en ook kijken naar de sociale omgeving.’
Assen: ‘We zouden het liefst ongelijk willen investeren’
Maar de projectgroep in Utrecht heeft nog niet ontdekt hoeveel zeggenschap de gemeenten hebben, zegt Hester Assen. ‘Als gemeente zouden we dat wel willen. Wij zouden het liefst ongelijk willen investeren: het geld daar uitgeven, waar het ook het hardste nodig is. In Utrecht hebben we te maken met segregatie.’
‘Het wisselt bijvoorbeeld per school heel erg hoeveel geld er op de rekening staat,’ zegt Assen. Daarom is overleg met de schoolbesturen heel belangrijk: de een is er echt voor het welzijn van de kinderen, de ander steekt meer in efficiëntie van de organisatie. ‘Ik vind het dan heel moeilijk als er veel afhangt van de pet van de bestuurder. In die zin word ik ook moe van die eeuwige discussie over of je als raadslid wel of niet iets te zeggen hebt over het onderwijs in je gemeente. Er zit echt wel wat rek in de vragen aan welke knoppen je kunt draaien en waar je wel of niet over gaat.’
Bloemhoff: Trek het breder dan achterstanden alleen en kijk ook naar de sociale omgeving
Bloemhoff beaamt dat. ‘Je kunt natuurlijk wel zeggen dat we er niet over gaan, maar het draait uiteindelijk allemaal om de toekomst van de kinderen in de gemeente. Goed onderwijs is daarin cruciaal. Dus al ga je er niet over als gemeente, je bent er wel van.’
Prestatiecultuur en lerarentekort
Assen vindt daarnaast dat niet alles om het presteren moet draaien. ‘Het draait niet alleen om het wegwerken van die achterstanden. Een kind moet ook vrij zijn. Het heeft geen zin om dan alleen maar in te zetten op rekenen en taal, of die verlengde leerdag. Ze moeten op een andere manier kunnen blijven oefenen.’
Slangen sluit zich daarbij aan: ‘Na half vier is het echt wel klaar hoor, het heeft geen meerwaarde om langer door te gaan. Wel zou je kunnen kijken of je misschien overdag een korte periode meer doet aan de kernvakken en dan op de naschoolse opvang andere dingen. Je moet dit niet alleen bij juffen en meesters neerleggen, maar juist ook samenwerken met de naschoolse opvang. Bovendien zou het goed zijn als mensen zich niet alleen richten op leerlingen met een onderwijsachterstand, maar juist ook de voorlopers. Verlies die niet uit het oog.’
Dönmez: Dat het onderwijs het zelf maar moet oplossen, is een verkeerde gedachte
Een van de structurele problemen in het onderwijs is het lerarentekort. ‘Als overheid kun je best wat doen om docenten en leerkrachten te faciliteren,’ zegt Assen. ‘Er is bijvoorbeeld een school bij ons waar mensen weglopen, omdat ze zelf hun parkeerkosten moeten betalen. Wij hebben D66 en GroenLinks in het college die dan zeggen dat ze dan ook maar niet met de auto moeten komen, maar daarmee los je het lerarentekort niet op. Je moet ervoor zorgen dat je randvoorwaarden goed maakt. Dat draait bijvoorbeeld ook om woningen: zie maar eens een huis te kopen in Utrecht op je lerarensalaris.’
Ook Dönmez ziet schrijnende situaties op scholen in Enschede. ‘Er werden voor corona klassen naar huis gestuurd omdat er niet voldoende leerkrachten zijn. Daar moet al langer wat aan gedaan worden. We zijn een arme stad en we hebben meerdere opgaves om mensen te behouden. Je ziet dat Amsterdam bijvoorbeeld allerlei incentives heeft om docenten aan te trekken. Wij moeten dat ook doen, ze laten weten dat ze worden gezien, dat ze zich thuis voelen in Enschede en willen blijven.’
‘Maar nu wordt er vanuit de gemeente gezegd dat het onderwijs het zelf moet oplossen en wachten we op het Rijk,’ gaat Dönmez verder. Hij denkt dat dat een verkeerde gedachte is. ‘Zolang we niet de koppeling maken als gemeente met bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, verandert er niets aan het tekort. Zeg als gemeente: wij gaan jullie steunen en zorg ervoor dat je een actieve houding aanneemt.’
OMT voor onderwijs
Om te zorgen dat de € 8,5 miljard goed terechtkomt, zou het een goed idee zijn om experts mee te laten kijken, denkt Bloemhoff. ‘Een soort OMT voor het onderwijs dus. Daar zitten dan pedagogen als Thijs Bol en Inge de Wolf in.’
In De Volkskrant waarschuwen De Wolf en Bol voor het gemak waarmee zomerscholen en commerciële partijen mogelijk worden ingezet. Een terechte zorg, meent Dönmez: ‘Het geld moet wel op de juiste plek terechtkomen. Overigens hebben wij wel een pilot met zomerscholen gehad, als onderdeel van de basisschool. Dit kan een bepaalde groep kinderen echt wel helpen om de achterstanden weg te werken.’
Slangen: ‘Uiteindelijk moet je kijken naar het kind: wat heeft dat nodig?’
‘Ik snap heel goed dat sommige scholen onder de tijdsdruk die op dit plan zit een commercieel bedrijf inschakelen, maar ik denk dat docenten nog steeds het beste kunnen invullen wat er nodig is,’ vult Slangen aan. ‘Aan de andere kant: sommige commerciële bedrijven doen echt wel goed werk. Uiteindelijk moet je kijken naar het kind: wat heeft dat nodig?’
Afbeelding: Koen van Weel | ANP