Het faillissement van TSN, een van de grootste thuiszorgorganisaties, bracht veel problemen met zich mee. Voor 40.000 mensen die zorg nodig hadden en 12.000 werknemers die dat moesten leveren brak een tijd van onzekerheid aan. In de Tweede Kamer was dit faillissement aanleiding voor een debat. Otwin van Dijk voerde daar namens de fractie het woord. Hij wees erop dat door gemeenten, wethouders en andere zorgaanbieders hard is gewerkt om zoveel mogelijk werknemers aan het werk te houden bij hun ‘oude’ cliënten. Dit is in veel gevallen gelukt. Dat mag een geluk bij een ongeluk worden genoemd. Maar uiteraard was het faillissement zelf niet goed en zijn er lessen te leren. TSN was een organisatie die met een agressieve overnamestrategie binnen enkele jaren bijna eenderde van alle thuishulpen in dienst wist te krijgen. Zij schuwden er daarbij niet voor om tegen heel lage, vaak té lage, tarieven bij aanbestedingen in te schrijven. En daar ging het mis. Met dus gevolgen voor de medewerkers en de mensen die zorg nodig hebben, Van Dijk vond het goed dat over dit onderwerp in de Kamer werd gesproken, maar vond het nog belangrijker dat ook gemeenteraden zich hierover zouden buigen. Gelukkig gebeurt dat ook volop. Want de verantwoordelijkheid voor het inkopen en regelen van huishoudelijke hulp ligt op lokaal niveau.
Voor Van Dijk is TSN het symbool geworden van hoe we thuiszorg niet willen organiseren. Hij drong aan op kleinschaliger zorg met minder overhead en dichter bij mensen. En gemeenten zullen zich ook meer bewust moeten worden van de noodzaak om reële tarieven te betalen. Goedkoop is op de lange termijn duurkoop gebleken. Er zou een regeling komen – een algemene maatregel van bestuur (AMvB) – om tot fatsoenlijke inkoop van zorg te komen. En met fatsoenlijk wordt niet per se de laagste prijs, maar ook de kwaliteit en het naleven van de cao bedoeld. Van Dijk wil dat die op tijd klaar is voor het inkoopproces van 2017.
Inmiddels heeft de rechter (de Centrale Raad van Beroep) bepaald dat huishoudelijke hulp onder de Wmo (blijft) vallen. Het Wmo-beleid van de gemeente moet volgens de Centrale Raad ‘berusten op objectief en onafhankelijk onderzoek naar de tijd die nodig is voor een schoon en leefbaar huis. Overleg met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden is niet toereikend’. Otwin van Dijk zei daarover dat bij huishoudelijke hulp geen standaardaanpak bestaat. Daarom heeft de PvdA altijd gepleit voor maatwerk. In een persoonlijk gesprek moet gekeken worden waar mensen hulp bij nodig hebben. Hij vond het dus goed dat de rechter dit heeft bevestigd en dat gemeenten die onvoldoende hulp leverden op de vingers zijn getikt. Staatssecretaris Martin van Rijn gaat gemeenten die hun beleid niet conform de rechterlijke uitspraak uitvoeren daarop aanspreken. Dat begint met een brief en kan desnoods eindigen door ingrijpen vanuit het rijk.
Een deel van de Kamer vroeg de staatssecretaris het beschikbaar gestelde budget voor de Wmo te oormerken. Dit om ervoor te zorgen dat het niet uitgegeven deel van de Wmo-budgetten door gemeenten niet voor andere doeleinden gebruikt gaan worden. De staatssecretaris was geen voorstander van dergelijke oormerken en bovendien vond hij het nog te vroeg om een definitief beeld te kunnen hebben over de Wmo-overschotten. Moties met als strekking om het geld te oormerken zullen geen meerderheid halen.
Een op zeven Hagenaars in de schulden. Hoe zit dit in andere gemeenten?
Een bericht dat een op de zeven Hagenaars schulden heeft en er meer personen met schulden bijkomen was voor Keklik Yücel en Roos Vermeij aanleiding om schriftelijke vragen te stellen aan staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Yücel en Vermeij vroegen de staatssecretaris of zij ook van andere steden signalen kende waaruit een dergelijk beeld naar voren kwam. Klijnsma wees op cijfers van het CBS waaruit blijkt dat het aantal huishoudens met een laag inkomen in 2014 aanzienlijk minder is gestegen dan in de voorafgaande periode. Ook geeft het CBS een daling aan van het aantal huishoudens dat aangeeft moeite te hebben om rond te komen. Dit is in 2015 gedaald tot het niveau van voor de crisis. Maar helaas wijst het CBS er ook op dat het aantal huishoudens met een langdurig laag inkomen stijgt. Het kabinet werkt weliswaar aan de verbetering van de koopkracht van de laagste inkomens, maar dat neemt niet weg dat een deel van hen toch uitkomt bij de schuldhulpverlening. Klijnsma wijst erop dat gemeenten mensen met een schuldenproblematiek op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening moeten helpen. Of die wet doet waar die voor bedoeld is, gaat binnenkort blijken als de staatssecretaris de uitkomst van een evaluatie van de wet naar de Kamer stuurt.
Afbeelding: Hollandse Hoogte/Peter Hilz
Deze rubriek wordt samengesteld door Ton Langenhuyzen (beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie)
Contactgegevens Ton:
T. 070-3182792
M. [email protected]