Hoewel de economie met een frontale klap tot stilstand is gekomen, lijkt het erop dat de gekte op de huizenmarkt nog niet afgelopen is. Nog steeds wordt er overboden en waar er eerst twintig geïnteresseerden op een woning boden, zijn dat er nu nog tien. Ook een sociale huurwoning of betaalbare koopwoning vinden, zit er voorlopig niet in: met de toenemende economische onzekerheid zal de vraag naar betaalbare huisvesting alleen maar toenemen én vanwege de coronacrisis zullen bouwprojecten stil komen te liggen of worden uitgesteld.
Overheidssturing op wonen is dus nodiger dan ooit. Gelukkig keert het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) terug in de komende kabinetsperiode. Althans, als het aan een meerderheid van de Tweede Kamer ligt. De Kamer stelde dat de terugkomst van het ministerie gewenst is in het tegengaan van de wooncrisis op de Nederlandse huizenmarkt. Een motie van die strekking is eerder dit jaar aangenomen, onder andere ingediend door het Tweede Kamerlid Henk Nijboer.
Ministerie van VROM komt terug als het aan de Kamer ligt
Nijboer stelt dat de huidige regering de Grondwet aan z’n laars lapt, door onvoldoende zorg te dragen voor voldoende betaalbare woongelegenheid. Daar is een schreeuwend tekort aan, doordat er door de marktwerking veelal wordt gebouwd in het duurdere segment. Daar valt meer aan te verdienen dan aan middeldure (huur)woningen. Daarbovenop is de investeringscapaciteit van veel woningcorporaties verminderd door de verhuurdersheffing.
Hierdoor, constateert Nijboer, staan mensen meer dan tien jaar op een wachtlijst, moeten gescheiden stellen toch bij elkaar blijven wonen en wonen dertigers nog bij hun ouders in huis. Een ministerie van VROM zou meer sturing kunnen geven op de woningmarkt, dan het ministerie van Binnenlandse Zaken, waar het woondossier nu is ondergebracht.
Geen absolute macht
Statenlid Jan Daenen uit Gelderland weet uit de eerste hand hoe moeilijk het is om aan een woning te komen: ‘Ik zoek een woning in Nijmegen, maar het is heel lastig om ertussen te komen. Zelfs met een inkomen.’ Hij is opbouwend kritisch over het voornemen om een ministerie van VROM terug te laten keren. ‘Mijns inziens is vooral het neoliberale marktdenken het grootste probleem. De etterende wond wordt niet per se beter door een poppetje en een naampje van een ministerie. Straks wordt er na de Tweede Kamerverkiezingen nog gezegd door de VVD dat we het ministerie al hebben gekregen, maar dat we de bijbehorende instrumenten niet krijgen.’
Toch kan het wel wat worden, denkt hij. ‘Een paar dingen zijn voor het hele land relevant: woningbouw en de energietransitie, daarin kan een ministerie van VROM een leidende rol pakken.’
Geen Vinex-aanwijzing
Gedeputeerde Anne Koning van Zuid-Holland ziet wel wat in de retour van het ministerie. ‘Het is mooi dat wonen en gebiedsontwikkeling weer als een nationale opgave worden gezien. Maar het ministerie hoeft niet zoals vroeger te zijn’, zegt de portefeuillehouder wonen er meteen bij. ‘Het hoeft bijvoorbeeld niet te leiden tot grote vinex-aanwijzingen zoals in het verleden. Deze tijd heeft andere vragen en andere opgaven. Mensen zoeken niet in het hele land naar een woning; ze zoeken naar een huis op ongeveer een halfuur reizen van hun werk of ouders. In hun daily urban system. Ze blijven dus over het algemeen in de regio.’
Koning: In de oude vorm hoeft VROM niet terug
Zij ziet veel meer in de integrale aanpak van het ministerie. Waar niet alleen zaken als huisvesting, maar ook vraagstukken over de PFAS en PAS en andere gebiedsontwikkelingen onder kunnen vallen. Voor die integrale aanpak pleit ook Gea Hofstede, wethouder wonen in Rheden: ‘Ik zie zo’n ministerie als een loket waar je al je uitdagingen kunt neerleggen. Bij woningbouw komt meer kijken: ook bijvoorbeeld mobiliteit en infrastructuur. Nu is het te versnipperd. Voor het één heb je de minister van Binnenlandse Zaken nodig, voor het ander die van Infrastructuur en Milieu of Economische Zaken. Voor mij zijn integraliteit en samenwerking echt de kernbegrippen van het ministerie van VROM.’
Stoel van de wethouder
Hofstede stelt daarnaast dat de minister van VROM niet op de stoel van de wethouder moet gaan zitten. ‘In Den Haag gebeurt het vaak dat men wetgeving bedenkt en zich dan ook bemoeit met de uitvoering.’ Dat lijkt Koning ook geen goed plan. Wat haar betreft gaat lang niet iedere bevoegdheid naar de nieuwe minister, maar moet er veel meer maatwerk komen voor iedere provincie en regio. ‘Het Rijk moet alleen niet alles gaan bepalen, er moet dus geen absolute macht zijn’, zegt Daenen eveneens. ‘Er zijn lokaal enorme verschillen; de Achterhoek is heel anders dan de Randstad. En zelfs binnen een regio kan het al anders zijn.’
Daenen: Het Rijk kan niet alles gaan bepalen, daarvoor zijn de verschillen te groot
Voor dat maatwerk hoopt Koning wel op steun van de Rijksoverheid. ‘Momenteel hebben wij de middelen en instrumenten niet om bijvoorbeeld af te dwingen dat er gebouwd wordt. In Zuid-Holland zijn veel bouwvergunningen afgegeven, maar in veel gevallen is er nog steeds niet gestart. Dat heeft verschillende oorzaken, bijvoorbeeld doordat projectontwikkelaars wachten totdat alle woningen in een nieuw plan zijn verkocht of door gebrek aan bouwend personeel. Er zijn ook andere maatregelen waar je aan kunt denken. Bijvoorbeeld het maken van regionale prestatieafspraken. Lokale prestatieafspraken staan wel in de wet, maar regionale afspraken niet. Gelukkig doen we dat wel in enkele regio’s. Daarbij horen heldere instrumenten om die afspraken te bevorderen en eventueel af te dwingen.’
Vijf dagen of vijf jaar wachten
Sjoerd Kuiper, wethouder wonen in Maassluis, zou het goed vinden als het Rijk met een ministerie van VROM de verantwoordelijkheid weer neemt voor de uitvoering van artikel 22 van de Grondwet: het zorgdragen van voldoende woongelegenheid. ‘Ik zeg vaak: heb je vijf ton te besteden, dan kun je binnen vijf dagen een huis kopen. Verdien je € 25.000 per jaar, dan sta je vijf jaar op de wachtlijst. Dit kabinet maakt goede sier door te zeggen dat ze twee miljard investeert in de woningbouw, maar in werkelijkheid is het een fooi. Bovendien zijn de regels om voor een bijdrage in aanmerking te komen onduidelijk en vertraagt het kabinet nu eerder dan dat ze bouw aanjaagt.’
Kuiper: Artikel 22 van de Grondwet moet weer afgestoft worden
Maassluis probeert z’n steentje bij te dragen aan de uitvoering van artikel 22, door een doelgroepenverordening op te stellen. Hiermee zorgt de gemeente ervoor dat er wel sociaal gebouwd wordt. ‘Die verordening is unaniem aangenomen door de raad. Bij nieuwbouwprojecten, moet 33% sociale huur zijn en 10% middeldure huur of betaalbare koop. Een doorbraak van jewelste, waardoor we meer invloed hebben op de differentiatie van de bouw.’
Die differentiatie is van belang, onder meer ook voor de doorstroming: ‘Je ziet nu dat veel ouderen in eengezinswoningen blijven wonen, omdat er voor hen geen andere woonruimte beschikbaar is. Daardoor is het voor starters heel moeilijk om aan een woning te komen. We moeten met slimme concepten gaan werken: minder confectie, meer maatwerk.’
Aanjagen en remmen
Is een minister van VROM dé oplossing voor de woningcrisis? Nee, vinden de vier geïnterviewden. Maar ze zijn wel van mening dat zo’n ministerie kan bijdragen aan het oplossen van de woningcrisis. Kuiper: ‘Een minister kan aanjagen wat verstandig en goed is, en remmen wat niet goed is. Je hebt bijvoorbeeld gemeentes met een rechtse raad, waar amper sociale huurwoningen worden gebouwd. Die willen alleen inwoners met flinke koopkracht en zo min mogelijk uitgaven aan de bijstand. Maar die inwoners maken wel gebruik van voorzieningen van de gemeentes waar wél sociaal wordt gebouwd. Er is op die manier geen solidariteit tussen die gemeentes. Je zou elkaar hierop moeten aanspreken. Een minister kan daarin een krachtige bondgenoot zijn. Die kan instrumenten geven en de markt echt breidelen.’
Hofstede: De verhuurdersheffing moet van tafel
Een veel belangrijker instrument is het afschaffen van de verhuurdersheffing. Daenen: ‘Die maakt het onmogelijk om betaalbare woningen te bouwen. Zelf heb ik in november daar een symbolische motie voor ingediend, dat Gedeputeerde Staten moet pleiten bij het Rijk voor de afschaffing ervan, die breed werd aangenomen. Bovendien moeten woningbouwcorporaties ook nog investeren in het verduurzamen van de woningvoorraad, zij spelen een leidende rol in de energietransitie. Daar is ook geld voor nodig.’
Wethouder Hofstede stelt dat er versnelling nodig is op de woningmarkt: ‘De verhuurdersheffing staat hierbij in de weg. Die mag van mij gisteren wel worden afgeschaft’, verzucht ze. ‘Bij ons in Rheden is er voldoende sociale huur, maar meer behoefte aan middeldure huur en goedkope koopwoningen. Daar zou veel meer evenwicht in moeten komen en dat zou kunnen als woningcorporaties weer kunnen investeren.’
Afbeelding: Siebe Swart | Hollandse Hoogte