De wooncrisis en de huisvesting van asielzoekers. Gezworen vijanden is misschien te sterk uitgedrukt, maar de beeldvorming liegt er niet om: vluchtelingen zitten in onze huizen, statushouders krijgen zo maar voorrang in de sociale huur en meer van dat soort taal. En wie denkt dat alleen Wilders bijdraagt aan deze verkeerde beeldvorming en asociale frames vergist zich behoorlijk.
Vooropgesteld: er zijn te weinig sociale huurwoningen, al jaren neemt de druk op de sociale huur alleen maar toe. De wachttijden zijn enorm – soms tot wel 14 jaar –, doorstroming is er bijna niet en urgentieverklaringen helpen nog wel iets, maar zijn geen garantie meer om binnen een jaar een sociale huurwoning te kunnen vinden.
De woningnood is gewoon extreem. Ook onder de statushouders die wachten op een woning. Volgens het COA zijn er dit jaar 24.500 statushouders, die door heel Nederland heen een huis moeten krijgen. Moeten, want ook in het AZC kunnen ze niet blijven, omdat die inmiddels weer vol zit met nieuwe vluchtelingen. Voor het COA is dat overigens niet meteen slecht nieuws, want lege bedden worden niet betaald door de overheid en zijn dus een verliespost.
Die perverse prikkel werkt de beddennood bij het COA in de hand en betekent dus ook dat meer instroom van vluchtelingen automatisch leidt tot meer druk op de sociale woningmarkt, omdat voor de al aanwezige statushouders zo snel mogelijk een plek moet worden gevonden. Dit alles zorgt voor een explosieve situatie. In de AZC’s doordat te veel vluchtelingen in te krappe locaties opeen gepakt zitten en op de woningmarkt doordat er voor veel te veel groepen te weinig beschikbare betaalbare woningen zijn.
Het COA denkt nu dé oplossing te hebben gevonden. Flexibele opvang. Het COA wil langjarige contracten met gemeenten afsluiten zodat het COA zelf, afhankelijk van het aantal vluchtelingen dat naar Nederland komt, op de locaties groei en krimp kan organiseren. Als de instroom van vluchtelingen afneemt, zal het COA de bedden die dan vrijkomen beschikbaar stellen voor andere kwetsbare groepen. De gemeente mag dan nog wel meepraten over wie daarvoor in aanmerking gaat komen.
Dus geen woning voor kwetsbare groepen, maar een bed. Kun je het je voorstellen? En zegt Milo Schoenmaker, bestuursvoorzitter van het COA in De Volkskrant: ’We hebben ook vaak gezinnen en daar kunnen andere personen bij worden geplaatst.’ Ik probeer me dat dan voor te stellen. Gezin met 3 kinderen, gevlucht uit oorlogsgebied, gaat samen wonen met net gescheiden man die geen woning kan vinden. Hoe moet dat? En willen mensen dat? Of is de nood zo hoog dat ze straks wel zullen moeten?
Schoenmaker stelt dat de bedden toch al voor kwetsbare groepen zijn en vindt het daarom logisch om die open te stellen en zelfs te delen met andere kwetsbare groepen. Hoe simpel kan je zijn? We hebben het hier over mensen die op de vlucht alles achter zich hebben gelaten, net een pijnlijke scheiding achter de rug hebben of na het verlies van inkomen een tijd lang op straat hebben rondgebracht. Kwetsbare mensen die een huis nodig hebben en een veilig heenkomen zoeken. Een eigen ruimte, waar je de deur kunt dicht doen en weer kan bouwen aan je leven.
Wonen is niet voor niets een grondrecht. De overheid heeft niet alleen te zorgen voor voldoende woningen, maar ook voor de kwaliteit van die huizen. Samenwonen op een locatie van de meest kwetsbare groepen was misschien een eeuw geleden gewoon, maar daar zouden we nu toch van moeten hebben geleerd. Schoenmaker bevestigt wat Schaefer al zei. ‘In geouwehoer kun je niet wonen.’
Afbeelding: Paulien van de Loo | ANP