Veengebieden zakken met enkele millimeters per jaar. Het lijkt niet veel, maar als je bedenkt dat ruim 9 miljoen mensen in deze gebieden wonen en dat in sommige gebieden de bodem al met een meter is gedaald, wordt het ineens urgent. Wat doen gemeenten, provincies en waterschappen nu? En wat moet er in de toekomst gebeuren om te voorkomen dat Nederland verder wegzakt?
‘Bodemdaling wordt door veel mensen niet gevoeld als een acuut probleem, en wordt daarom op de lange baan geschoven. Maar hier in Gouda beseffen we maar al te goed dat we nú iets moeten doen,’ vertelt Rogier Tetteroo, wethouder in Gouda. De Goudse binnenstad is gebouwd op veen en klei.
Door het gewicht van de bebouwing klinkt de bodem langzaam in, gemiddeld met zo’n 3 millimeter per jaar. ‘Als dat hele gebied gelijk zou zakken, was het nog niet zo’n probleem. Maar het ene gebouw zakt harder dan het andere, dus ontstaan er scheuren. Bovendien hebben we hoge en lage delen in de binnenstad, maar slechts één waterpeil. De bewoners van de lagere gebieden in de binnenstad komen steeds dichter op het grondwater en krijgen wateroverlast. We moeten in actie komen,’ vindt ook zijn collega Hilde Niezen, namens GroenLinks wethouder in Gouda en voorzitter van het landelijke platform Slappe Bodem. ‘Onze binnenstad is ondertussen de bodemdalings-proeftuin van Nederland geworden. We doen hier veel onderzoek met onder andere het waterschap en Rijkswaterstaat om de kennisontwikkeling op dit punt een boost te geven.’
Gouda heeft onderzoek gedaan om de bodemdaling in kaart te brengen, en de juiste aanpak te kiezen. ‘Niets doen is geen optie; dan krijgen de bewoners van de lage gebieden water in hun huis,’ legt Niezen uit. ‘We hebben een afwegingskader, waarin we kijken naar zaken als effecten op bewoners, gevolgen voor de waterkwaliteit en de bevaarbaarheid van de grachten. Maar het is een lastige puzzel. Als je bijvoorbeeld het waterpeil verlaagt, verminder je wateroverlast op de lagere delen, maar ontstaat paalrot bij de huizen op houten palen. De oplossing bepaalt wie de rekening moet betalen. Aan het einde van dit jaar moeten de gemeenteraad en het waterschap de afweging maken.’
Niezen: ‘Dit is een probleem van alle bewoners van het veen in Nederland; dat zijn er negen miljoen’
Niezen ziet de aandacht voor bodemdaling groeien, al is het nog lang niet voldoende. ‘Dit is een probleem van alle bewoners van het veen in Nederland; dat zijn er negen miljoen. Dit gaat over de toekomst van ons land. We werken nu met verschillende ministeries die allemaal filosoferen over hun eigen rol. Die gespreide verantwoordelijkheid werkt niet. We hebben een minister voor bodemdaling nodig.’
Tetteroo pleit ook voor financiële steun van het Rijk. ‘We investeren als gemeente jaarlijks zo’n € 13 miljoen in het ophogen van wegen en straten, terwijl het vrij besteedbare deel van onze begroting zo’n 100 miljoen bedraagt. Die 13 miljoen kunnen we dus niet aan andere zaken uitgeven. Het Rijk moet hier een stap in zetten. Hier zijn huzarenstukjes nodig, die kunnen we als gemeente niet alleen realiseren. Daar hebben we het Rijk bij nodig.’
Water discrimineert wel degelijk
Jeroen Haan is hoogheemraad in Rijnland, met onder meer Haarlem, Leiden en Gouda in het werkgebied. ‘Bodemdaling speelt bij ons zowel in het agrarisch gebied in de polders, als in de steden zoals Gouda en Leiden.’ In het stedelijk gebied komen de oude tegenstellingen tussen het veen en het zand weer naar boven. ´De huizen op het zand staan stevig, maar de huizen in de arbeiderswijken op de oude veenlagen verzakken. Dat leidt tot schade aan woningen, kabels en riolering. Dit is ook een sociaal vraagstuk. Water discrimineert wel degelijk.’
Bodemdaling is niet terug te draaien. ‘Het is nu echt pappen en nathouden. We houden het waterpeil zo hoog mogelijk, zodat de bodem zo min mogelijk inklinkt en verder daalt. Maar bij piekbuien is wateropvang wel een probleem. Dan stroomt het water de huizen in. We denken met huiseigenaren en gemeenten mee hoe we voorkomen dat regenwater het riool ingaat, zodat we de sponswerking van de bodem beter benutten. Voor de huizen die er nu staan, moet je natte kelders accepteren. In de toekomst moeten we kruipruimteloos bouwen; dat is beter voor de fundering van de woning.’
Haan: ‘Het is nu echt pappen en nathouden’
In de polder gaat het om de afweging tussen twee belangen; de boer die een lage waterstand wil en het landschap en de natuur waarvoor een hoge waterstand beter is. ‘In het waterschap vinden wij als PvdA het lage waterpeil niet duurzaam. Maar we lopen aan tegen de boeren en het CDA, die vinden dat bij een agrarische functie een lage waterstand hoort. We moeten de bodemdaling stoppen en boeren een andere toekomst voor landbouw bieden; minder intensieve en meer circulaire landbouw. We moeten op alle niveaus nadenken hoe we duurzame landbouw organiseren. Bodemdaling kan de motor voor die verandering zijn. We hebben de middelen en de instrumenten, maar we moeten mensen daarin ondersteunen. Er zijn fundamentele keuzes nodig: moeten we deze vorm van landbouw wel op die plek houden? We kijken teveel naar de korte termijn, we moeten meer naar de toekomst kijken.’
In de provincie Flevoland zijn de problemen minder acuut, al zie je daar ook dat de bodem zakt. ‘In Almere en Lelystad merk je dat de stoep zakt. Bij sommige huizen ligt de garage inmiddels hoger dan de stoep. En een aantal polderwegen zijn een behoorlijke kermisattractie omdat ze wegzakken. We leven op een jonge bodem; de eerste duizend jaar zakt die hard’, vertelt gedeputeerde Jop Fackeldey.
Fackeldey: ‘We moeten kijken wat dit op de lange termijn betekent voor de landbouw’
‘De bodemdaling was deels voorzien bij de aanleg van Flevoland, dus zijn de irrigatiekanalen in de polder al diep,’ gaat Fackeldey verder. ‘Samen met het waterschap nemen we voorlopige maatregelen. Hiermee kopen we zo’n 30 tot 40 jaar tijd. Die periode willen we benutten om te kijken welke definitieve maatregelen we moeten nemen. Dit is primair een taak van het waterschap. De provincie kan kennis bieden en verbindingen leggen.’
Met name in de landbouwgebieden in de Noordoostpolder daalt de bodem. ‘We moeten kijken wat dit op de lange termijn betekent voor de landbouw. Denk aan kavelruil of duurzamere landbouwmethodes, waardoor je met een hoger waterpeil toch goed kunt boeren. Maar het kan ook zijn dat gebieden uiteindelijk hun landbouwfunctie verliezen en dat op die plek bijvoorbeeld zonnevelden komen. Over dit soort zaken willen we het gesprek aangaan. Iedereen heeft hier een belang in. We moeten rekening met elkaar gaan houden en oplossingen zoeken. Ik wil er op een geleidelijke manier uitkomen en niet van bovenaf maatregelen opleggen.’
Meer zorg om aardbevingen
Het noorden en oosten van Groningen is een grote rode vlek op de bodemdalingskaart. De oorzaak ligt hier grotendeels in de gaswinning. Bert Middel, dijkgraaf van Waterschap Noorderzijlvest (groot deel van Groningen en Noordoost Drenthe): ‘We zien hier verschillende gradaties van bodemdaling. In de omgeving van Loppersum is de bodem één meter gedaald sinds de start van de gaswinning.’
‘Dat merken we als waterschap vooral doordat er meer gepompt moet worden. De druk op onze gemalen loopt op. We redden het nu nog wel, maar in de toekomst moeten we wellicht investeren in extra gemaalcapaciteit. We kunnen het waterpeil hier goed regelen. Dat hebben we vorig jaar bewezen in de droge zomer. We zagen de droogte aankomen en hebben toen het waterpeil verhoogd tot 30 centimeter zodat de boeren konden blijven beregenen. Ook als er schade is, zijn er goede regelingen. De Commissie Bodemdaling regelt dat de schade wordt vergoed. Bodemdaling is ernstig, maar in dit gebied houden de aardbevingen ons meer bezig. Die zijn acuter en riskanter.’
Middel: ‘In de omgeving van Loppersum is de bodem één meter gedaald sinds de start van de gaswinning’
´Welke bodemdaling bedoel je? Die door gaswinning, door zoutwinning of door het inklinken van veen?,’ vraagt wethouder Laura Broekhuizen van Oldambt. ‘Want we hebben ze hier allemaal.’ De bodemdaling veroorzaakt in Oldambt scheuren in huizen en in het wegdek. Door de verschillende oorzaken is het voor inwoners lastig om te zien waar ze verder geholpen kunnen worden. ‘Voor schade door zout moet je naar Nouryon, voor gasschade naar de NAM of de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. Je wordt van het kastje naar de muur gestuurd, want het is vaak helemaal niet duidelijk waar de schade door is veroorzaakt. Dat mogen we als overheid onze inwoners niet aandoen.’
‘We moeten toe naar één loket voor alle gevolgen van bodemdaling. Daar neemt iemand je schade op, die helpt je en zoekt vervolgens achter de schermen wel uit wie er voor de kosten opdraait.’ Oldambt helpt daarom inwoners met de gevolgen van de bodemdaling. ‘We pakken samen met onze inwoners de versterking van de woningen aan. We informeren onze inwoners actief over bijeenkomsten van de Gasunie over stikstofopslag in zoutcavernes en bijeenkomsten van Nouryon over zoutwinning en zijn hier ook altijd bij aanwezig.’
Broekhuizen: In Oldambt hebben we last van alle vormen van bodemdaling
Maar de oorzaken wegnemen kan Broekhuizen niet. ‘Het is ingewikkelde materie. We helpen onze inwoners zo veel mogelijk. In de Omgevingsvisie hebben we eind 2017 vastgelegd welke activiteiten we in welk gebied willen. Daarbij hebben we duurzaam gebruik en behoud van de bodem en ondergrond meegenomen, maar we zijn wel een agrarische gemeente, de graanrepubliek van Nederland. We kunnen niet zomaar landbouwgrond inruilen voor een andere functie.’
Afbeelding: Anjo de Haan | Hollandse Hoogte