Als er in een provincie reden bestaat om af te haken, is het wel Groningen. Van de intergenerationele armoede en structurele werkloosheid in Zuidoost-Groningen tot de schandalige en trage afhandeling van de aardbevingenproblematiek. Voelt ‘de Groninger’ zich inderdaad in de steek gelaten? Hoe groot is de afstand tot Den Haag en tussen stad en ommeland? Is er sprake van sociale veerkracht? En vooral hoe sterk is die?
Metafoor
‘Wat zich hier in Groningen heeft afgespeeld is metaforisch voor de rest van Nederland. De kloof tussen het systeem en de mens, tussen het beleid en de uitvoering en misschien zelfs wel tussen de wetenschap en de praktijk aan de keukentafel.’ Aan het woord is Annemarie Heite, inwoner van Bedum, bekend geworden van haar gevecht tegen de NAM en inmiddels werkzaam bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).
‘En nu werk ik dus voor de systeemkant. Een heel bewuste keuze, maar wel een waar ik nog steeds slapeloze nachten van heb. Dat heb ik mijn hele leven nog niet gehad.’ Bij de NCG ziet Heite hoe lastig het beleid vanuit Den Haag zich vertaald naar de praktijk. ‘Bij de parlementaire enquête heb ik het nog maar eens herhaald: niemand bij de NCG denkt ’s ochtends bij het ontbijt, laten we het leven van de Groningers eens zuur gaan maken. Zo simpel is het niet. Er werken allemaal mensen met goede bedoelingen. Toch loopt het regelmatig ergens spaak in het systeem, dat is opgetuigd. “The computer says no.” En daar moet je het dan mee doen.’
Heite: Niemand staat ’s ochtends op met het idee om de Groningers het leven zuur te maken
Natuurlijk is de onvrede wel gegroeid door de aardbevingenproblematiek. Maar net doen alsof dat het enige is, gaat er bij Heite niet in. ‘Volgens mij is sinds Fortuyn niemand er echt in geslaagd om een antwoord op dat maatschappelijk onbehagen te formuleren. In Groningen is die gevoelde onmacht enorm. Van de mensen die na weer een teleurstellende avond over de aardbevingen nog voorovergebogener naar huis lopen, tot de wethouder die uit pure wanhoop en onmacht probeert recht te praten wat krom is. In een van de eerste documentaires over de aardbevingen, vertelt Hilda Groeneveld van de Groninger Bodem Beweging over hoe haar vader haar vroeger mee naar zolder nam. En dan het dakraam opendeed en zei: “Kijk, daar heel ver weg is Den Haag. En daar hebben we niets mee te maken. Wat dichterbij, daar is de stad. En daar hebben we ook niets mee te maken.”’
Hoe beleid uitpakt in het ommeland staat bijvoorbeeld nauwelijks op het netvlies. Een van de gedachten achter de decentralisaties was dat ouderen langer thuis zouden willen wonen. ‘Ja, in Amsterdam misschien. Ga eens op de fiets van dorp naar dorp en ga eens in gesprek. Daar zijn geen bakkers meer, daar zijn geen supermarkten meer, daar rijden geen bussen meer. Die mensen verpieteren en kunnen geen kant meer op. Het was gewoon een verkapte bezuiniging. Nu zie je dat mensen het zelf maar doen en in het door de herindelingen leegstaande stadhuis appartementen voor ouderen realiseren. Zorg, onderwijs en politie: het is de afgelopen decennia allemaal uitgekleed.’
Zelfkant
In Oost-Groningen zijn weliswaar geen aardbevingen, maar heerst eenzelfde gevoel van onmacht. ‘Armoede, schuldenproblematiek en laaggeletterdheid zie je hier meer en is vaak ook ernstiger dan in de rest van het land.’ Voor dominee van de PKN in Winschoten Bert van der Woude is het dagelijkse kost. Oost-Groningen is van oudsher een achtergesteld gebied. ‘Dit was de bakermat van de communisten, maar ik heb wel het idee dat de scheidslijnen de afgelopen jaren dieper zijn geworden. De samenleving is in zijn geheel onrustiger geworden, maar hier is dat extra zichtbaar.’
In ‘Ons Gebouw’ in het centrum van Winschoten is iedereen welkom. ‘De drempel is laag. Een keer in de maand organiseren we een wijkresto. Daar komen mensen die bij de GGD zitten, in de GGZ lopen, schulden hebben of vereenzaamd zijn. Vaak hebben die helemaal niets met de kerk, maar zoeken ze gewoon gezelschap. Eten, een luisterend oor. Deze groep is onzichtbaar voor de gemeente, zitten niet in de kaartenbakken en ik zie ze ook niet terug in mijn eigen vriendenkring. Dus alleen al vanuit het perspectief van de samenleving is het heel waardevol dat we ze een plek bieden.’
Van der Woude: Wij zien mensen die bij de gemeente uit beeld zijn
‘Waar elk dorp vroeger nog een warme bakker, een bankfiliaal en vaak ook een dorpshuis had, zie je nu nog nauwelijks plekken waar mensen samen kunnen komen,’ zegt Van der Woude. ‘Hier in Winschoten zijn de bibliotheken er gelukkig nog wel. Daar heb je de leeshulp en een formulierenbrigade.’ Heel belangrijk, maar de vraag is wel hoe je mensen die echt hulp nodig hebben op een duurzame manier kan bereiken. ‘Je moet jezelf melden, dat doet lang niet iedereen. Vanuit wantrouwen naar de overheid, maar ook vaak omdat ze niet weten dat er hulp geboden wordt. Er is een website en er worden flyers uitgedeeld, maar daar heb je weinig aan als je laaggeletterd bent. Of wanneer je uit angst je post niet opent en hoopt dat het verdwijnt.’
Vanwege die problematiek klopte de burgemeester van Oldambt een aantal jaar geleden aan. ‘Bij ons zien we mensen die niet bij de gemeente in beeld zijn. Dus nu proberen we samen te werken met de gemeente om armoede beter te signaleren.’ De noodzaak was er altijd al, maar is de laatste paar jaar nog groter geworden. Een simpel voorbeeld: voor de maaltijd vraagt Van der Woude een eigen bijdrage van € 5. ‘Anderhalf jaar geleden was dat voldoende, maar met de gestegen prijzen draaien we daar verlies op. Als dat ons al met het boodschappen doen overkomt, hoe moet het dan voor die mensen zijn die hun kosten ineens met 20 tot 30% hebben zien stijgen?’
Van der Woude: Samenwerking met gemeente kan beter
Vanwege die groeiende armoede heeft de kerk zich aangesloten bij het landelijke project van schuldhulpmaatjes. ‘We hebben nu zo’n vijftig vrijwilligers die mensen helpen.’ Daarbij is er in de samenwerking met de gemeente zeker nog ruimte voor verbetering. ‘We overleggen weinig, ik heb nauwelijks zicht op wat de gemeente allemaal doet. Of de gemeente meegaat in het overnemen van schulden zou ik bijvoorbeeld niet durven zeggen. Met een project als schuldhulpmaatjes kost het ons erg veel energie om de burgerlijke gemeente mee te krijgen. Dat is erg jammer.’
Het vrijwilligerswerk wordt onvoldoende gezien. ‘De voedsel- en kledingbank zijn hier heel actief. Maar wat er allemaal precies gebeurt, brengen we nu in kaart. Het nadeel van vrijwilligerswerk is de versnippering. Met de kerkelijke hulp is het soms best diffuus. Wij vinden het niet netjes om er een eigen agenda op na te houden en helpen mensen puur vanuit die hulpvraag. Maar niet iedere kerk staat er zo in. Die bekeringsdrang zorgt misschien ook wel voor argwaan bij de gemeente.’
Geen vangnet
Na vijftien jaar schuldenproblematiek lijkt er voor Dennis Jager uit het dorpje Onstwedde licht aan het einde van de tunnel te komen. ‘Tijdens mijn jeugd heb ik wel wat dingetjes meegemaakt. Scheiding op jonge leeftijd van mijn ouders. Op de middelbare school ben ik gaan blowen. Dat heeft heel veel invloed op mijn leven gehad. Toen en ook nu nog wel. Ik kon goed leren, maar door het blowen verdween de motivatie, ging ik van het vwo naar de havo, en bleef ik een jaar zitten. Ik was echt wel verslaafd, elke dag maar blowen.’
Met een jaar vertraging haalde Jager zijn havo-diploma. Daarna begonnen de problemen pas echt. ‘Ik kreeg een relatie. Ze was vrij snel zwanger, dus gingen we samenwonen. Toen bleek dat ze schulden had gemaakt. Stond er ineens een deurwaarder voor de deur.’ Tegelijkertijd wilde Jager nog wel een hbo-opleiding doen. ‘Omdat ik inmiddels vader was, werd ik verplicht door DUO om naast mijn studiefinanciering een partnertoeslag te nemen. Ik moest wel kunnen rondkomen met een minimaal inkomen om voor mijn kind te zorgen.’
Jager: Na middelbare school begonnen problemen pas echt
De lening bij DUO werd almaar hoger, terwijl de schuld van Jagers vriendin nog niet was afbetaald. ‘Ondertussen stond die deurwaarder voor de deur en dreigde die beslag te leggen. Op mijn inkomen en op onze spullen. Dat is voor een jonge vader best wel stressvol. Je bent blij dat je met veel moeite wat tweedehands spullen bij elkaar hebt geregeld en dan dit.’ Dus werd er een betalingsregeling met Jager afgesproken: ‘Ik had geen idee wat ik moest bieden. Zo hoog mogelijk, dacht ik. Dan betaal je € 200 in de maand, zodat je er zo snel mogelijk vanaf bent. Maar dat werkt niet, want je komt niet rond. En laat je de energierekening maar liggen.’
‘Je kan die regelingen eigenlijk niet betalen, waardoor je nieuwe schulden moet maken.’ Een maand respijt zit er ook niet in. ‘Dan klapt de regeling en moet je alles in één keer betalen.’ De brieven bleven maar op de deurmat vallen. ‘Eerst open je ze nog wel, maar helemaal begrijpen wat al die juridische zinnen betekenen, doe je niet. Je ziet alleen die bedragen. Weer € 600, nog een keer € 800. Een ding weet je zeker: dit kan ik niet betalen. Je leest de brieven steeds minder goed, maakt ze niet meer open en kijkt weg. Mijn relatie liep op de klippen en ik blowde dagelijks. Het ging niet goed.’
Jager: Je ziet alleen de bedragen die je niet kan betalen
En dus miste Jager de brief over de beslaglegging op zijn inkomen en de beslagvrije voet. ‘Omdat ik niet reageerde, kreeg ik de laagst mogelijke beslagvrije voet. Daardoor werd er nog maar heel weinig op mijn rekening gestort en werd het van kwaad tot erger.’ Tussendoor was er nog een bewindvoerder die er een potje van maakte. ‘Die deed eigenlijk hetzelfde wat ik eerst zelf had gedaan: te hoge betalingsregelingen afspreken. Met als gevolg een huisuitzetting en gas en lichtafsluiting. Dan ben je 22 jaar en heb je een klein kind. Heel stressvol.’
Langzaam kwam Jager in rustiger vaarwater terecht. ‘Met vallen en opstaan van werk naar WIA, therapie en weer terug. Ik stopte met blowen, maar doordat ik niet meer verdoofd was, kwam alles extra hard binnen en dan had ik weer een terugval.’ Uiteindelijk lukte het Jager om clean te blijven. ‘Een vriend van me had in die tijd te maken met een malafide bewindvoerder. Nu wist ik natuurlijk precies wat je wel en niet moest doen. Wel reageren op brieven, niet te hoge bedragen afspreken. Ik kon helpen en voelde nuttig. Toen ben ik schuldhulpmaatje bij het Leger des Heils geworden, dat beviel.’
Jager: Je hoeft niet je best te doen om in de schulden te raken
Jager wilde daarom verder als ervaringsdeskundige. Maar om nu te zeggen dat het daarna van een leien dakje ging, nou nee. ‘Ik wilde een opleiding volgen, maar had wel een WIA-uitkering. Daarom moest ik aan allerlei voorwaarden voldoen.’ Ook toen dat eenmaal geregeld leek, was de stress nooit ver weg. ‘Zo’n opleiding kost geld. Je moet bijvoorbeeld boeken voorschieten, maar ik zat nog steeds op bijstandsniveau. En dan had ik voor het werk een auto nodig, die dan weer apk gekeurd moest worden. Kost natuurlijk geld. Die financiële onzekerheid was echt gekmakend.’
Ondanks alles is het gelukt. ‘Als ervaringsdeskundige weet ik hoe makkelijk het is om in de schulden te belanden,’ zegt Jager. ‘Dat je niet eens je best daarvoor hoeft te doen. Nu met die hoge gasprijzen en hoge voorschotten. Een klant van me met een uitkering krijgt een gasrekening van € 400 met prijsplafond. Dat is natuurlijk niet te doen.’ Gelukkig kan Jager helpen. ‘Met praktisch advies, maar ook door mijn eigen ervaringen te delen. Ik sta dichtbij, waardoor het ook mijn strijd is. Alleen heb ik wat meer energie om te handelen dan iemand die midden in de shit zit. En weet ik door mijn eigen ervaringen wat je moet doen.’
Gewoon doen
De Blauwestad is niet een plek die je direct associeert met jongerenwerk. Ooit bedacht om de welgestelde burgerij uit Groningen-Stad naar Oost-Groningen te lokken, bijna ten ondergegaan na de kredietcrisis en inmiddels een populaire nieuwbouwwijk die via de langste fietsbrug van Europa verbonden is met Winschoten. Dat Marc van Zanten na jarenlang in Ierland te hebben gewoond terugkwam, als gebiedsregisseur door de provincie werd aangesteld en vervolgens alle vrijheid kreeg om op zijn eigen manier zijn taak in te vullen, speelt dan ook een meer dan doorslaggevende rol in het feit dat jongeren ‘met een gebruiksaanwijzing’ de handen uit de mouwen steken. ‘Er is nooit gezegd dat het niet mocht, er is voldoende te doen en ik werk graag met jongeren. Dus ja, ik ben gewoon begonnen met kijken wat er allemaal mogelijk is.’
De directe omgeving van Blauwestad kent best wel veel sociale problematiek. ‘Oldambt is een van de meest gewelddadige gemeenten van Nederland. Vechtpartijen, messen en jeugdgangs. Ik denk dat het weinig zin heeft om alleen maar te straffen. Als je echt er iets aan wilt doen, moet je aan de voorkant zitten. Contact zoeken met die jongeren. Natuurlijk zitten er rotte appels tussen, die bij justitie horen. Maar doordat er nu geen contact is zie je dat de jongens die er omheen hangen gepakt worden. Die zijn net op de verkeerde plek bij een vechtpartij waar ze niks mee te maken hebben. Maar wel medeplichtig en dus een taakstraf, terwijl de aanstichters allang gevlogen zijn. Vroeger had je de jeugdsoos, waar je terecht kon. Dat is allemaal verdwenen.’
Van Zanten: Soms moet je gewoon doen wat goed voelt
Het gat dat de gesloten soos achterliet, wordt voor een gedeelte opgevuld door Van Zanten. Natuurlijk gaat het wel een keer mis, maar over het geheel genomen lukt het vrij aardig om jongeren, die elders als lastig worden ervaren, een plek te geven. ‘Ik werk vanuit vertrouwen, bouw een band op door interesse te tonen en probeer met die instelling iets passends te vinden. Wat vind je leuk? In plaats van dit moet je doen.’ Daarbij helpt het enorm dat Van Zanten geen professioneel hulpverlener is. ‘Ik werk niet voor de sociale dienst, heb geen targets en ben ook niet financieel afhankelijk. Jongeren merken dat er een heel andere sfeer hangt. Geen muf kantoortje, waar ze tot de orde worden geroepen, maar een uitgestrekt gebied waar je van alles mag en kan doen.’
Van Zanten werkt met verschillende instanties samen. ‘Met de een gaat dat wat makkelijker dan met de andere. Jeugdbescherming is bijvoorbeeld een goede partner. Bij het intakegesprek – vaak met de moeder erbij, soms met de vader – komen die jongens binnen alsof ze naar de tandarts gaan zonder verdoving. Murw gebeukt door het systeem. Ja, ik zal wel weer gestraft worden. Dus het eerste wat ik vraag is “wat vind je leuk?” Binnen vijf minuten is het dan meestal al wel ontdooid.’
Doordat hij vanuit vertrouwen werkt en jongeren niet afrekent op hun verleden, zijn ze open en eerlijk, denkt Van Zanten. ‘Ze hebben allemaal een talent, zo zie ik het. Met de juiste houding is het heel goed mogelijk om contact te leggen en dat te ontdekken. Niet door ze dom werk te laten doen. Schoffelen in de regen, wie wordt daar nu blij van? Vind je het gek dat ze dan afhaken?’
De seinen op groen
Vlakbij station Winschoten bestiert directeur Johan van Dam nu al een aantal jaar het sociale ontwikkelbedrijf Afeer. ‘Wat vroeger de sociale werkvoorziening was, zeg maar. En dan nog heel wat erbij.’ Met het verdwijnen van de industrie eind vorige eeuw en het grotendeels uitblijven van nieuwe werkgelegenheid werd de sociale werkvoorziening de grootste werkgever. ‘Overheidswerkgeverschap was heel belangrijk in deze regio. Het was heel normaal dat hele gezinnen hun hele loopbaan bij de SW-voorziening werkzaam waren. Om je een idee te geven: we zaten hier op ongeveer vier keer zoveel als het gemiddelde.’
En dus was de paniek in Zuidoost-Groningen best groot toen de Participatiewet moest worden ingevoerd. ‘De bestuurders van de SW-bedrijven en gemeenten zagen het natuurlijk helemaal misgaan. De verwachting was dat voor iedere drie WSW’ers één iemand voor nieuw beschut werk in aanmerking zou komen. De rest kon dan op de reguliere arbeidsmarkt terecht. Waar moesten al die mensen nu dan aan de slag als de SW-bedrijven op termijn dichtgingen? Moeten die allemaal een uitkering aanvragen bij de gemeente? Is daar wel budget voor?’
Gelukkig bleven de zorgen van de Groninger bestuurders ditmaal niet onbeantwoord. ‘Met wat hulp van Kamerleden en ook door inzet van staatssecretaris Klijnsma kreeg Groningen een eigen programma en werd er een uitzondering gemaakt op de Participatiewet. Met geld in plaats van bezuinigingen, zodat we hier een bedrijf konden gaan neerzetten dat net even in de versnelling ging. Hup door die moeilijke fase heen.’
Van Dam: De sociale werkvoorziening van tien jaar geleden is niet meer
Uiteindelijk resulteerde dit in een aantal plannen voor een integraal werkbedrijf en werd het akkoord van Westerlee ondertekend. ‘De inkt was nog niet droog of de boel klapte al. De noordelijke gemeenten (OIdambt, Westerwolde en Pekela) bleven enthousiast, terwijl Stadskanaal en Veendam ervan afzagen. Dat is iets meer dan vijf jaar geleden,’ vertelt Van Dam. ‘De drie noordelijke gemeenten besloten dus om Afeer op te richten. Natuurlijk ben ik een klein beetje partijdig, maar ik denk toch wel dat dat objectief gezien een hele goede beslissing was.’
Naast de oude WSW-voorziening en het nieuwe beschutte werk doet Afeer ook de re-integratie van werkzoekenden. ‘De uitkeringsverstrekking ligt bij de deelnemende gemeenten, maar als je fit voor werk bent of fit gemaakt kan worden, helpen wij je verder. Dat vinden sommige wethouders soms best wel lastig. Die willen dan bijvoorbeeld dat iemand bij een bedrijf in hun gemeente aan het werk gaat, terwijl dat voor ons of de persoon in kwestie helemaal niet relevant is.’
In totaal gaat het om rond de 700 mensen in beschut werk. ‘Zij zijn echt in dienst van ons en werken op het ontwikkelbedrijf of zijn gedetacheerd. Van de in totaal 2000 uitkeringsgerechtigden in de drie gemeenten zijn er tussen 1000 en 1200 mensen fit voor werk. Met begeleiding, scholing en subsidies proberen we die groep aan werk op de reguliere arbeidsmarkt te helpen. Door het extra geld van het Rijk kunnen we bijvoorbeeld overbrugbanen creëren. Wanneer wij heel erg in iemand geloven, maar de werkgever nog wat twijfels heeft, kunnen die ze net over de streep trekken.’
Wever: ‘Het cliché van “het iets niks en het wordt ook niks” klopt gewoon niet’
Niet alleen de bedrijfsstructuur ging op de schop. ‘De oude werkvoorziening stamde echt nog uit die industriële tijd. Oude gebouwen, zware machines met metaal, heel kapitaal intensief, altijd negatief in de pers en weinig werkplezier. Nu is onze filosofie anders. Als Afeer proberen we betekenis te geven aan werk. Wij kijken naar wat mensen leuk vinden om te doen en welke baan daarbij het beste past, zodat ze met trots thuis over hun dag vertellen. Ik durf wel te stellen dat iedereen hier in de gemeente wel iemand kent die bij Afeer werkt of met ons te maken heeft, dus je kan je voorstellen hoeveel waarde zo’n positieve insteek heeft.’
Nog steeds is Afeer een van de grootste werkgevers in de omgeving, vult Van Dams collega Bé Wever aan. ‘De grootste werkgever is een zorginstelling en daarna komen wij. Oost-Groningen vergrijst. Juist doordat er zoveel handjes in de zorg nodig zijn en mensen via ons fit gemaakt worden om daar aan de slag te gaan, krimpen wij wat.’ Op zich is die werkgelegenheid in het publieke domein natuurlijk welkom, maar grote werkgevers in de private sector zouden met open armen worden verwelkomd. ‘Niet dat er een gebrek aan werkgelegenheid is, integendeel. Ook hier is de arbeidsmarkt krap. Het cliché van “het is niks en het wordt ook niks” klopt gewoon niet.’
Solidair ondernemen
De kloof tussen burger en politiek? ‘Tja, helemaal wetenschappelijk is het niet, maar die is hier al heel lang voelbaar volgens mij,’ zegt Engbert Breuker van Vakland het Hogeland. ‘Hier in het Hogeland kwamen in de jaren zeventig de intellectuelen wonen. Links georiënteerde hippie-achtige types, die wel wisten hoe je een gemeente moest besturen. Die zeiden tegen Herman uit het dorp: “Ga jij maar folders rondbrengen, dan gaan wij in de raad zitten en worden wij wethouder.” Sindsdien is politiek niet meer van de gewone man. Letterlijk niet.’
Al te lang blijven hangen in dit soort politicologische overwegingen doet Breuker niet. ‘Ik ben ondernemer, geen politicus. En niet van de problemen, maar van de oplossingen. Als iets, wat ik belangrijk vind, dreigt te verdwijnen, dan ben ik niet meteen iemand die bij de pakken neer gaat zitten.’ En dus zijn er op de kaart, die achter Breuker hangt, een vijftigtal stipjes verspreid over de gemeente Hogeland te zien. Allemaal initiatieven die Vakland het Hogeland ondersteunt en vanuit de bewoners tot stand zijn gekomen.
Breuker: Niet van de problemen, maar oplossingen
Die initiatieven komen vaak bijna spontaan tot stand. Zo hoorde hij dat de bakker in zijn dorp zou gaan stoppen. ‘Dus ik vroeg: wat ga je dan doen? Ja, verkopen lukt niet en een opvolger heb ik niet. Nou, dat kunnen we niet laten gebeuren natuurlijk.’ Met zijn organisatie Vakland bedacht Breuker een plan. ‘Geen gewone bakker, maar een ontwikkelplek voor in de praktijk. Daar zijn nu twintig mensen aan het werk: twee opleidingsplekken, vier mensen in dienst, een begeleider van Humanitas en dertien vrijwilligers. Kortom, een enorm sociaal ecosysteem voor het dorp, dat bovendien echt geadopteerd is als dorpsinitiatief.’
Enorm succesvol dus. Althans als je het in brede welvaartszin beschouwt. ‘Commercieel komt het niet uit. Je moet daar echt de maatschappelijke waarde zien.’ En zo is dat met alle initiatieven die het Vakland ondersteunt. ‘Het Vakland is ontstaan vanuit het idee van de gebiedscoöperatie. Ons doel is om het geluk en de gezondheid in onze dorpen te bevorderen. Met als brandstof aandacht en liefde, uit te voeren door solidariteit, naastenliefde en nabuurschap. Als je dat als leidraad hanteert, heb je vaak extra geld nodig, want dat kan je vaak niet commercieel uitbuiten.’
Breuker: Alles van waarde kost geld, maar gelukkig kunnen we hervedelen
In principe zou die financiering helemaal geen probleem hoeven te zijn, denkt Breuker. ‘We hebben een samenleving waarin we middelen kunnen herverdelen via belastingen.’ Tot zover de theorie, want ondanks de goede samenwerking met de gemeente moet ook Breuker hard knokken om de financiering rond te krijgen. ‘Als je blijft steken in het economische verdienmodel en de maatschappelijke waarde van dit soort door de bewoners gedragen initiatieven niet ziet, dan is het lastig. Niet de rekensom, die is heel eenvoudig: voor elk dorp heb je 1 fte aan kosten om het draaiende te houden. Met een ton per jaar houd je je dorpen vitaal, lijkt me een koopje.’
‘We krijgen geld vanuit het Nationaal Programma Groningen (NPG): € 2,3 miljoen. Klinkt veel, maar het is wel al bijna op. Wegens succes natuurlijk. Om dat te meten en te kunnen verantwoorden werken we wel met meetinstrumenten als social return on investments en maken we een impactverslag.’ Breuker lijkt zich vooralsnog niet echt zorgen te maken over de financiële continuïteit. ‘Geld was nooit de drijfveer. Met twee gelijkgestemden vond ik dat we iets aan regiostimulering moesten doen. Daarop hebben we dertien organisaties gevraagd om € 3000 in het potje te doen, zijn we een crowdfunding gestart en hebben we die subsidieaanvraag bij het NPG gedaan. En ja, ik zou het heel vervelend vinden als we door geldgebrek zouden moeten stoppen. Maar is dat een reden om je te laten remmen en te zeggen “dan doen we het maar niet”? Dan had je wel een mooie tijd gemist. Zo is het toch ook?’
Bijschrift afbeelding: Wind op de langste fietsbrug van Europa in de Blauwestad
Afbeelding: Jan Erik Keman