Onderzoek
Politiek misschien afgehaakt, maar aan gemeenschapszin geen gebrek

Het is de bakermat van de boerenrock en een van de weinige streken met een eigen vlag. Bovendien is de Achterhoek het gebied waar het naoberschap springlevend is. De regio – van Zutphen in het westen tot Winterswijk in het oosten en van de Oude IJsselstreek in het zuiden tot Berkelland in het noorden – is voor Nederlandse begrippen gigantisch uitgestrekt en met het nog geen 60.000 inwoners tellende Doetinchem als grootste stad ook behoorlijk landelijk.

Voor het project Afgehaakt spraken we eind februari met zeven sleutelfiguren uit de Achterhoekse samenleving. Over de kracht van de gemeenschap, obstakels onderweg en een hoopvolle, doch onzekere toekomst.


Niet meer, maar zeker ook niet minder

Als je met de auto van Deventer naar Ulft rijdt, merk je meteen wanneer je de Achterhoek binnenrijdt. Ten zuiden van Zutphen is het landschap weliswaar nog hetzelfde als ten noorden van de middeleeuwse stad, maar de omgekeerde vlaggen zijn vervangen door of hangen fier samen met groene exemplaren met een wit andreaskruis.

‘Na dertig jaar ondernemer te zijn geweest, vond ik het ook wel tijd om iets terug te doen voor de gemeenschap,’ meldt Gijs Jolink, die niet alleen sinds jaar en dag de Zwarte Cross organiseert, maar met stichting Pak An ook tal van regionale initiatieven ondersteunt én de Achterhoekse vlag introduceerde. ‘Van te voren vonden mensen het maar een infantiel idee. Het slechtste idee ooit. Wat moet je ermee?’

Als het alleen maar een vlag was geweest, die bovendien ongure nationalistische gevoelens zou opwekken, had Jolink de sceptici nog gelijk gegeven ook. ‘Maar dat is het dus nadrukkelijk niet. Het is juist bedoeld om ons bewust te maken van het feit dat we niets meer, maar ook niets minder dan andere regio’s zijn. We doen het helemaal niet slechter dan wat voor regio in Europa dan ook. Er is hier heel veel gemeenschapszin – het terecht geroemde naoberschap -, we hebben prachtige natuur, de lucht is hier schoon en er is genoeg werk.’

Jolink: Veel om trots op te zijn 

‘In Hummelo – mijn referentiekader – zie je dat de middenstand overeind blijft, kan je op de fiets naar de bibliotheek, woon je in de buurt van drie schouwburgen en tiert het verenigingsleven welig,’ somt Jolink op. ‘Ja, de kerk loopt helemaal leeg. Gelukkig. Daar hebben we een dorpshuis van gemaakt. Theatervoorstellingen, goede films en gewoon een beetje muziek maken.’

Toch is het allemaal best kwetsbaar. ‘Als ambassadeur van de voedselbank zie je dat het gewoon drukker wordt. De armoede neemt toe en de kansenongelijkheid die er altijd al was, blijft een obstakel. Op papier hebben we het goed geregeld, maar in de praktijk blijkt dat toch vaak anders. Er gaat iets mis in die hele bureaucratie, waardoor mensen toch af beginnen te haken. Een gedeelte hier heeft geen vertrouwen meer in de politiek, ook de lokale niet. Die groep gaat niet meer stemmen, maar om nou te zeggen dat die groep groter is dan voorheen, durf ik niet te zeggen.’

Daarbij is het natuurlijk niet gezegd dat als je van de politiek afhaakt, je ook los komt te staan van de gemeenschap. ‘We verwachten hier ook niet zoveel van de overheid.’ En dat is eigenlijk helemaal niet erg. ‘Zeker hier in de Achterhoek zie je dat de meeste mensen gewoon een bijdrage willen leveren. Samen lossen we het op: “Alles Kump Goed.”‘ 

Jolink: We delen hier wel echt dezelfde waarden

‘Van buitenaf is er ook een vooroordeel, dat krimpregio’s niet best af zijn en verdoemd zijn. Maar zo ervaren wij dat helemaal niet. Dat kan natuurlijk mijn bubbel zijn, maar ik geloof dat mijn vriendenkring eigenlijk best een dwarsdoorsnede van de samenleving is. We kennen elkaar al sinds de basisschool. De een is koffieautomatenleverancier, de andere onderhoudsmonteur en een verkoper.’

Wat de vriendengroep van Jolink deelt, is dus niet hetzelfde opleidingsniveau. ‘Het zit hem meer in de waarden, denk ik. Je bent gastvrij: voor vrienden, buren en zelfs voor onbekenden.’ Tegelijkertijd kan de gemiddelde Achterhoeker best stoicijns overkomen. ‘Emotieloos constructief, zou je het kunnen noemen. Je lost dingen gewoon op en klaagt niet over dingen waar je toch niets aan kan doen. We zoeken de confrontatie niet op. Het een “betjen met mekaar hendoen”, zo staan we er in. Er samen uitkomen dus.’

‘Dus ik durf wel te stellen dat ik in aanraking kom met mensen die er anders over denken dan ik. Soms is dat best pittig: in de kleedkamer met voetbal hoor je toch wel soms geluiden over buitenlanders. Van moeten die nou in Hummelo opgevangen worden? Maar daar kan je dan gelukkig wel over in gesprek. Je bent het met elkaar oneens, maar staat niet als kemphanen tegenover elkaar. Die kloof zie ik hier niet, nee.’

Patat voor de een, van levensbelang voor de ander

In dezelfde gemeente, maar wel op een half uur rijden van Hummelo, ligt het dorp Steenderen. Beroemd als hoofdkantoor van Aviko en toch ook wel sterk vergrijsd. Maar dat maakt de gemeenschap niet minder krachtig. ‘Een aantal jaar geleden moest de gemeente flink bezuinigen, want we zaten in een krimpregio,’ steekt de gepensioneerde dierenarts Rieks Eggens van wal. ‘In onze gemeente waren zwembaden genoeg, dus die bij ons kon wel dicht. Dat vonden wij natuurlijk zonde. Daarom hebben we een stichting opgericht die met ongeveer 120 vrijwilligers het zwembad beheert. Zonder de Aviko zou dat niet lukken. Die denkt echt op een hele sociale manier mee over de gemeenschap en verwarmen met restwarmte het zwembad. Daardoor blijft het betaalbaar en kunnen we in Steenderen baantjes blijven trekken.’

Niet alleen het zwembad bleef dankzij de aardappelfabriek open. Samen met echtgenote Martje Eggens-Postma en een twintigtal andere vrijwilligers heeft Eggens de afgelopen jaren een oud-schoolgebouw omgetoverd tot het bruisende centrum van het dorp: de Kei. ‘Soms heb je buitenstaanders nodig om de boel in beweging te krijgen,’ grapt Eggens, die al ruim veertig jaar in het dorp woont, maar oorspronkelijk uit Purmerend komt. Afhankelijk waren veel dorpsbewoners sceptisch. ‘De houding hier is toch vaak van “eerst zien, dan geloven”. Maar toen de eerste bewoners zagen hoe leuk het hier is en dat met hun buren gingen delen, was dat eigenlijk vrij snel verleden tijd. De Kei is nu echt van Steenderen.’

Eggens: Dankzij de Aviko is ons zwembad verwarmd 

Aan dit succes is een jarenlang getouwtrek met gemeente en scholen vooraf gegaan. ‘In 2015 moesten scholen samengevoegd worden, want ze werden te klein en hadden een nieuw schoolgebouw nodig. De wethouder was in eerste instantie sceptisch over de bouwplek. Dus van de gemeente moesten we het niet hebben. Maar bij de Aviko werden we met open armen ontvangen. Of ze niet nog wat restwarmte over hadden om het oude schoolgebouw te verwarmen. Nou, dat hadden ze wel, maar we moesten zelf de leidingen aanleggen.’  

Zo gezegd zo gedaan. ‘Na een telefoontje met de burgemeester bleek er ineens toch meer mogelijk. Ik wil maar zeggen: je moet wel creatief zijn om dingen voor elkaar te krijgen in een kleine gemeenschap. Als je je maar constructief opstelt, kan er veel. Je krijgt niet altijd je zin, maar dat hoeft natuurlijk ook niet.’

Wel is het gebrek aan continuïteit soms gekmakend. Eggens: ‘Het vorige college van Bronckhorst is van start gegaan met het programma “vitale kernen”. Daarbij was het idee om de voorzieningen rond vier kernen te concentreren. Ons is gevraagd mee te denken over wat dit zou betekenen voor Steenderen. Samen met het dorp hebben we daarom plannen gemaakt en prioriteiten gesteld. Krijgen we na vier jaar hard werken de mededeling dat het project stopt.’  Het huidige college wil namelijk niet alleen in de vier grote kernen, maar in alle 43 kernen investeren. ‘Daar kun je ook voor kiezen, maar dan is de realisatie van de rest weer mijlenver weg. De continuïteit en het enthousiasme van de vrijwilligers zal zeker afnemen. Je denkt toch niet dat ik de mensen hier nog een keer in mee krijg?’

Krachtige, maar ook kwetsbare gemeenschappen

Ook in Halle Heide doet een oude basisschool dienst als buurtcentrum. Anders dan in het veel grotere Steenderen is het in het Heide-huus ’s ochtends om elf uur geen drukte van belang. Ab Wisselink, oud-directeur van de basisschool en inmiddels al zo’n tien jaar voorzitter van het buurtcentrum vertelt hoe het schoolgebouw voor € 1 kon worden overgenomen van de gemeente. ‘Het buurtschap floreert nog steeds door het buurtcentrum. Juist omdat voor de rest – de bus, de supermarkt en dus ook de school – alles verdwenen is, komen inwoners hier graag samen.’

Wisselink: Voor één euro konden we de oude school overnemen 

Ondanks deze vitale rol in de gemeenschap hing het voorbestaan van het buurtcentrum aan een zijden draadje. Toen Wisselink besloot wat anders te gaan doen, stond een opvolger niet meteen klaar. ‘Het wordt draaiende gehouden door een klein clubje vaste vrijwilligers. Het voorzitterschap kost behoorlijk wat tijd en bovendien ben je veel bezig met ingewikkelde administratie. Niet iedereen vindt dat leuk. Door alle zeilen bij te zetten, is het uiteindelijk wel gelukt om een opvolger te vinden, maar de spoeling is dun.’

Zorg nabij en inclusief

Het contrast tussen de honderd jaar oude basisschool ‘met de bijbel’ in Halle Heide en de kolos van de Brede Maatschappelijke Voorziening (BMV) in het vijf kilometer verderop gelegen Mariënvelde lijkt niet groter te kunnen. Middenin het dorp staat een kubus, waar je onder meer kan volleyballen, een biertje kan drinken in de kantine én tuinkabouters van de meest schitterende kleuren kan voorzien. Het is bovendien de plek waar zorgcorporatie Mariënvelde sinds 2013 de belofte van de decentralisaties waarmaakt.

Bewoners Ellen Penterman en Fleur Wiegers zijn sinds het begin de drijvende krachten achter de zorgcorporatie, die er kwam dankzij de inwoners én de meedenkende gemeente. Beleidsambtenaar Carry de Vries vertelt: ‘We zijn vlak voor de decentralisaties echt alle dorpen afgegaan en hebben daar met veel bewoners gepraat. De opkomst was best hoog en inwoners voelden zeker urgentie. Hier aan de overkant in de kroeg was ook zo’n bijeenkomst. Met geloof ik wel een man of honderd. Nou, het was echt een vreselijke avond.’

‘Wij kwamen aanzetten met de vraag “hoe gaan we dit vormgeven”,’ blikt De Vries terug. Daar dachten veel bewoners anders over. ‘Jullie zijn van de gemeente, bedenk het zelf maar. Maar er was ook een clubje mensen, die wel kansen zag en dacht één en één is drie. De sporthal stond op instorten en de voetbalclub zocht iets anders. Dus dat clubje is vanuit dat sportgebeuren en het zorgverhaal aan de slag gegaan.’

Penterman: De urgentie was voor ons meteen wel helder 

Dat ging wel met vallen en opstaan, zegt de Vries. ‘De aanbesteding was ingewikkeld en wat de zorgcorporatie dan moest zijn, was nog wat uitvogelwerk.’ Penterman beaamt dat: ‘We wisten in het begin ook niet precies hoe het er uiteindelijk uit zou komen te zien, maar voor ons was de urgentie meteen al helder. De kerkbanken bleven steeds leger, dat was vroeger toch wel de plek, waar mensen samen kwamen. Dus dan heb je niet zo heel veel mogelijkheden meer, waar mensen elkaar nog treffen.’

Vanuit die urgentie zijn Penterman en Wiegers vervolgens gaan mobiliseren. ‘Als we het zelf niet doen, bepaalt de gemeente wat er moet gebeuren. Willen we dat? Nee dus.’ Vervolgens trokken ze het dorp in. ‘Om te gaan kijken of wat wij bedacht hadden ook wel aansloot op de behoefte van de inwoners. We zijn begonnen met de basisschool. Van goh, is dit wat jullie nodig hebben? Jongeren vanaf een jaar of vijftien hebben in een enquête naar hun wensen gevraagd. Op het dorpsplein hebben we bovendien nog een roze brievenbus neergezet. Rond oud en nieuw, dus dat was nog wel even een risico.’ Maar in plaats van vuurwerk werden er waardevolle ideeën in de brievenbus gedropt. ‘En zo zijn we stap voor stap gekomen tot de BMV.’

Ook zonder politiek genoeg maatschappelijk initiatief

Wat opvalt is dat de politiek bij al deze initiatieven meestal een marginale rol speelt. Soms bewust, vaker omdat het niet per se nodig of alleen maar lastig is. Zo is Steven Kroon van stichting Mini Manna jarenlang actief geweest in de Doetinchemse politiek (als raadslid en wethouder, red.), maar heeft de stichting er bewust voor gekozen om financieel onafhankelijk te blijven. ‘Over een paar jaar zit er weer een ander college en dan is het maar weer afwachten wat er gebeurt.’

Afhankelijk zijn van welke politieke wind er waait, ziet Kroon dus niet zitten. Daarvoor is zijn supermarkt en kringloopwinkel voor de minima in Doetinchem, Ulft en Winterswijk te onmisbaar. ‘Onze stichting is eigenlijk een alternatief voor de voedselbank. Het is goed dat ze er zijn hoor, maar de bij de voedselbank voelt het toch niet helemaal of het van jezelf is. Je staat in een rij en krijgt een tas met voedsel. Wij doen het iets anders. Sinds 2007 hebben we drie kleine supermarktjes. Mensen kunnen hier gewoon hun boodschappen doen en zelf hun boodschappen pakken. Je bepaalt dus zelf wat je eet. Daar staat tegenover dat mensen wel moeten betalen, maar heel weinig. We verkopen onder de inkoopprijs. Je bent hier ongeveer de helft kwijt als in een normale supermarkt. Met de kringloop maken we het verlies dat we draaien op de inkoop van supermarktproducten weer goed.’

Kroon: We zijn aanvullend op de voedselbank 

Het idee is dat mensen door de goedkope boodschappen minder financiële zorgen krijgen en daardoor kunnen werken aan hun problemen. ‘Met een hoofd vol stress lukt dat niet. Bij de kassa begint onze hulp eigenlijk. Als iemand daar bijvoorbeeld aangeeft, ik heb problemen bij de aanvraag van bijzondere bijstand, dan zeggen we: “Kom, we gaan je helpen.” Of we proberen mensen sociaal te activeren door te vragen of ze een handje willen helpen bij de kringloop. We hebben 25 man in loondienst en er lopen zo’n honderd vrijwilligers rond, die bijna allemaal uit de doelgroep komen. Als het kan proberen we hen op weg te helpen richting betaald werk. En als het niet lukt, kunnen ze bij ons blijven.’

Het is inmiddels een flinke club, meldt Kroon. ‘We ondersteunen zo’n 1250 huishoudens in de hele Achterhoek. Iedereen die bij de voedselbank loopt, is bij ons welkom. En ook mensen die net teveel verdienen, kunnen bij ons terecht. Je ziet sinds kort pas dat het echt hard gaat. Begin vorig jaar zaten we op 750. Met alles wat duurder wordt: de gestegen energieprijzen en duurdere boodschappen. Je ziet nu ook tweeverdieners. Mensen die het uit schaamte erg lang hebben uitgesteld, maar nu zeggen het gaat echt niet meer.’

Kroon: Als je moet overleven, ben je niet bezig met de buitenwereld 

‘Mensen zijn elke dag aan het overleven. Die hebben geen boodschap aan de kap van het regenwoud of de oorlog in Oekraïne,’ zegt Kroon. ‘Zij zijn niet meer in staat tot bovenpersoonlijk denken. En als ze dan iets van de politiek in Den Haag meekrijgen, zien ze wel die grote onderwerpen. Ja, dan moet je niet gek opkijken dat ze dan afhaken en niet meer stemmen. Ik probeer wel eens tijdens de lunch iets aan te snijden. Maar dat heeft totaal geen zin. Soms is het ongenuanceerd, maar veel vaker hebben ze geen idee. En dan niet vanwege desinteresse, maar omdat hun hoofd vol zit met andere dingen.’

Dat deze groep politiek afgehaakt is, betekent niet dat ze dat sociaal ook zijn, ziet Kroon. ‘In onze doelgroep is een enorm gevoel van saamhorigheid. Hoe minder financieel kapitaal, hoe meer sociaal. Mensen onderling kijken echt wel naar elkaar om.’ Onderling, want geldgebrek maakt wel dat je bij de rest afhaakt. ‘Uit schaamte of omdat je niet meer mee kan doen. Alles kost geld. Daarom zijn meedoen-regelingen ook zo belangrijk. Dan kunnen kinderen wel meesporten bijvoorbeeld.’

Systeemwereld – onbedoeld – obstakel

Aan goede bedoelingen geen gebrek, zegt Janneke Rijks van de Stadskamer. Ook bij bestuurders niet. Maar: ‘Je kunt het niet bedenken zonder anderen. Als je zelf in een mooie doorzonwoning woont, kun je wel armoedebeleid maken, maar of dat ook echt ergens op slaat, weet je natuurlijk niet. Je laat toch ook niet de mensen van de straat beleid maken over de villawijk in Doetinchem.’

Bij de Stadskamer benaderen ze het daarom andersom. ‘We zijn een laagdrempelige zorgvoorziening, waar iedereen op elk moment van de dag kan binnenlopen. Bij ons staat niet de zorgvraag centraal, maar de wens. Wat is je ambitie en waar zou je mee aan de slag willen om jouw leven en dat van anderen beter en mooier te maken?’ 

Frits Kloppert is zo iemand die in de Stadskamer een luisterend oor vond. Kloppert raakte na heftige gebeurtenissen in zijn leven verslaafd en belandde uiteindelijk op straat. ‘Bij normale zorginstellingen krijg je meteen een stempel opgedrukt. Je bent ziek, we gaan je helpen. Maar dan moet je wel aan onze normen voldoen. Je mag niet liegen, je mag niet stelen, je moet op tijd zijn. Maar precies dat was voor mij een probleem: omdat ik dat niet kon, ben ik op straat beland.’

Kloppert: Pas toen ik bij de Stadskamer kwam, werd ik echt geholpen 

Kloppert werd er bij de reguliere zorginstellingen dus wel op afgerekend. ‘Pas toen ik hier kwam en er echt naar me geluisterd werd, kwam ik eruit. Hier had ik geen indicatie nodig, maar kreeg ik hulp bij het weer op de rails krijgen van mijn leven. Er werd niet voor mij gezorgd, maar ik leerde weer hoe ik voor mezelf moest zorgen. Dat lijkt een klein verschil, maar maakte voor mij wel enorm veel uit. Kijk naar hoe ik er nu voor sta. Als ervaringsdeskundige help ik bij de Stadskamer mensen op dezelfde manier als ik ook ben geholpen.’

Door deze werkwijze kunnen bij de Stadskamer veel kwetsbare mensen terecht die bij geen enkele andere zorginstelling over de vloer komen, legt Rijks uit. ‘Doel bereikt zou je zeggen, maar zo’n vraag is niet in te delen in een hokje van de Wmo of van de participatiewet, met alle gevolgen van dien. Dus in plaats van dat de gemeente ons initiatief omarmt, moet je je door allerlei bochten heen wringen om hen te overtuigen. Dat zijn best ongemakkelijke gesprekken, maar omdat je vertrekt vanuit de wens om elkaar te begrijpen, lukt het uiteindelijk wel.’

Loslaten een kunst op zich

Ook buiten het sociaal domein vinden gemeenten het maar wat lastig om zaken los te laten. Joop Hofman helpt met zijn bureau de Rode Wouw overheden in het hele land met participatietrajecten. ‘Er is veel mogelijk. Participatie hoeft geen speeltje van de elite te zijn, maar kan echt van onderop.’ Zo kwam er onder zijn begeleiding eindelijk een einde aan een langlopend dossier in Hengelo. ‘Dat van het marktplein. Helemaal van harte ging dat overigens niet. De raad lag al 25 jaar in de clinch over dat plein. Meerdere colleges gevallen, ze kwamen er niet uit.’

Er was een plan van de middenstand voor nodig om de bevolking in opstand te doen komen. ‘4500 mensen bleken het uiteindelijk een flutidee te vinden. Zij wilden groen. De gemeente schrok toen echt. Want dat is massaal hè. En het waren niet de bekende gezichten van de participatie-elite ook. Inwoners, die je anders nooit hoorde, maar nu zoiets hadden van “maar dit laten we niet gebeuren”. Dus de raad heeft toen gezegd, betrek de bewoners er serieus bij.’

Hofman: De politiek vindt het maar lastig om de regie uit handen te geven 

Gedurende het proces, waarin de raad wel werd meegenomen, maar de bewoners de regie hadden, kwam het keerpunt, zegt Hofman. ‘Na vier weken zagen veel raadsleden al: dit gaat heel goed. Er was veel enthousiasme onder de Hengeloërs. Dus toen een raadslid van de VVD voorstelde om als raad blijvend afstand te houden, stemde een meerderheid van de partijen voor. Dat was best lastig: de SP had bijvoorbeeld een heel uitgesproken opvatting over hoe dat plein eruit moest zien.’

En alsof dat nog niet genoeg was, kreeg je de culturele elite die zich er tegenaan ging bemoeien, herinnert Hofman zich. ‘De directeur van de schouwburg, die kring. Zij hebben normaal gesproken natuurlijk korte lijntjes met de stad en zagen niet veel in het plan. Ze wilden architectonische hoogstandjes en zeker geen “pretpark”. Het moest niet te leuk worden. Dus ze kwamen met een tegenvoorstel. Paniek op het gemeentehuis. Nou, dat heeft een week geduurd. Want die 4500 mensen pikten dat niet. Met de staart tussen de benen dropen ze af.’


Bijschrift afbeelding: Bennie Jolink onthult het beeld van zijn band Normaal in Hummelo 

Afbeelding: Robin van Lonkhuijsen | ANP