Inspreken voor een belangrijke raadsvergadering en verhitte bewonersavonden over die ingrijpende veranderingen in de buurt: tijdens de coronacrisis is de traditionele inspraak en burgerparticipatie op een lager pitje komen te staan. Gemeenten moesten in allerijl verzinnen hoe ze de inwoners in deze situatie alsnog een stem konden geven in het debat. En dus was het mogelijk om een raad toe te spreken in de lege raadszaal of in te bellen met een videoverbinding, en werd er gegrepen naar middelen als Facebook en online enquêtes. Blijft deze manier van participeren bestaan als we stap voor stap teruggaan naar normaal?
‘Zoals het nu gaat is het niet slecht, maar het is bij lange na niet de participatie die je wenst’, vindt Simon Deurloo. Hij is lid van het algemeen bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en directeur van online participatieplatform Popdat. ‘Er is heel erg veel mogelijk met online participatie, meer dan fysiek. Je kunt echt constateren dat we nog een lange weg te gaan hebben. Terwijl we de digitale participatie echt nodig hebben om de democratie in stand te houden in de eenentwintigste eeuw. Wat mij betreft is het digital first, en dan komt je fysieke inspraak vanzelf.’
Drie dingen
Om participatie digitaal vorm te geven zijn er volgens hem drie dingen noodzakelijk: ‘Eén: maak de inspraak onafhankelijk van tijd en plaats, twee: leer om simpele vragen te stellen en door te vragen, en drie: maak gebruik van al die digitale communicatiemiddelen die beschikbaar zijn en pas ze aan aan het niveau van de mensen die je wilt bereiken.’
Deurloo: Met de juiste vragen kan je echt de diepte in
Deurloo geeft een voorbeeld van simpele enquêtevragen: ‘Wij staan voor grote bezuinigingen, weet u dat? Dit is het gemeentelijk budget dat we hebben, verdeel met schuifjes waar u het aan zou willen uitgeven. Hierdoor krijg je een veel genuanceerdere discussie dan als je direct vraagt of de bibliotheek dan maar moet sluiten. Het is niet voor of tegen het sluiten van de bibliotheek. Uiteindelijk kun je aan de hand van de simpele vragen dieper in gesprek gaan met mensen.’
Offline
Participatiewethouder Wilma de Boer-Leijsma in Eemnes heeft in de coronatijd juist teruggegrepen op een offline medium: het huis-aan-huisblad. ‘Wij hebben een special ingericht voor de energietransitie. We hebben de ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Aan onze inwoners hebben we laten weten hoe we daar willen komen. Ook gingen we in op de Regionale Energie Strategie. Er is daarnaast een online vragenformulier opgesteld, waarin ook open vragen worden gesteld. Na de zomer willen we mensen weer fysiek uitnodigen voor een bijeenkomst over dit onderwerp.’
De Boer-Leijsma: Met het huis-aan-huisblad bereik je toch de meeste mensen
De Boer-Leijsma blijft namelijk hechten aan de persoonlijke ontmoeting. ‘Er gaat niks boven een goed gesprek. Wij hebben een kleine gemeente, met negenduizend inwoners, die zeer betrokken zijn. Dat vinden we belangrijk. Er komen nooit honderden mensen op bijeenkomsten af, maar wel een goede vertegenwoordiging.’ Zij ziet een verschil tussen onderwerpen waar online participatie wel geschikt voor is en minder. ‘Ik denk dat thema’s waar de emoties hoog bij kunnen oplopen of die bestaan uit meervoudige problemen, niet zo handig zijn om online te behandelen.’
Buurtschouw
Fractievoorzitter Femke van Drooge in de gemeente Hilversum constateert eveneens dat niet alles online mogelijk is: ‘Wij gaan ook weleens mee op buurtschouw: dan loop je samen door een wijk en kijk je wat er allemaal speelt. Dat wordt wel heel erg lastig om digitaal te doen. Andere dingen, enquêtes over heel Hilversum bijvoorbeeld, dat is online beter te regelen. Bijvoorbeeld via het burgerpanel. Het lastige is wel dat de discussie niet zo vrij is, er komen geen eigen vragen of perspectieven van mensen. Eigenlijk ben je dan als gemeente al aan het voorsorteren op wat je precies wilt horen. Ook zijn discussies in zaaltjes heel nuttig: je hoort aan het bijvallen of geklap of iets het publiek raakt of niet. Maar wellicht kunnen we in de toekomst mensen wel online mee laten doen, via Zoom of een chat.’
Van Drooge merkt dat de burgerparticipatie en inspraak minder goed verloopt dan buiten de crisistijd. ‘Normaal zijn inwoners goed in staat om zelf bijeenkomsten te organiseren, waar wij ons als raadsleden bij laten informeren. Dat soort dingen wordt nu niet gedaan. Deels proberen we besluitvorming over belangrijke onderwerpen uit te stellen, maar het gevaar is dat er helemaal niets gebeurt. Als fractie willen wij bewoners nog wel horen. Een van de dingen die we nu doen zijn mensen digitaal uitnodigen in de PvdA-fractievergadering. Ook ben ik actief in heel veel Facebookgroepen, waar ik regelmatig door mensen in berichten word getagd om mee te praten.’
Van Drooge: Bewonersbijeenkomsten gaan nu niet door
In Hilversum kunnen mensen nu naar het gemeentehuis komen om daar digitaal in te spreken. ‘Het inspreken is heel belangrijk zodat álle partijen horen wat er speelt; niet alleen de partijen die er actief naar op zoek gaan. Wij hadden een belangrijke vergadering over het afsluiten van een spoorwegovergang voor autoverkeer, normaal zou daar een tribune vol voor zitten. Nu kwamen er maar zes of zeven mensen inspreken.’
In Eemnes konden inwoners inbellen via Teams tijdens de gemeenteraadsvergadering, zegt wethouder De Boer. ‘Maar het merendeel van de mensen is naar het gemeentehuis gekomen om daar via de videoverbinding in te spreken. Niet iedereen is even digitaal vaardig.’
Andere doelgroepen
Deurloo denkt dat er andere mensen aangesproken worden bij online participatie: ‘Normaal heb je eigenlijk vaak dezelfde inspreker. De blanke oudere man, die rap van de tongriem is gesneden. De fijnproever. Die mensen zijn niet fout hoor. Maar als je de digitale participatie goed aanpakt, dan kun je groepen aanspreken die je anders niet bereikt. Je kunt de drempel verlagen als mensen bijvoorbeeld met een video kunnen inspreken, die ze maken op een moment dat het hun uitkomt. Wethouders en de gemeenteraden kunnen hierin het voortouw nemen. Het is spannend en nieuw, maar het is iets onvermijdelijks. Ik denk ook dat we over twintig jaar dit interview glimlachend teruglezen.’
De Boer heeft juist niet direct de indruk dat er andere mensen worden bereikt voor de participatie: ‘Het type woordvoerder blijft hetzelfde bij ons. Maar zo’n extra special op de gemeentepagina’s die bereikt wel veel meer mensen; die wordt goed gelezen. Daar hoeven mensen ook geen extra handeling voor te doen, die valt gewoon bij ze op de mat. Online moet je toch weer wat voor doen. Weet je, ik denk uiteindelijk niet dat het communicatiemiddel bepaalt of je je zegje komt doen. Als je wilt, dan doe je het. Bij ons wordt bijvoorbeeld al jaren gesproken over het ophogen van een geluidswal: mensen komen daar echt over praten.’
Deurloo: Je kan digitaal mensen aanspreken die je anders niet bereikt
Ook Van Drooge merkt op dat in de meeste online Facebookgroepen wel dezelfde personen zitten, die je normaalgesproken hoort. Toch is ze positief om in bepaalde groepen enquêtes in te zetten: ‘Je hebt verschillende groepen die echt voor buurten zijn, daar zou je als gemeente heel effectief gebruik van kunnen maken. Je moet tegelijkertijd wel uitkijken voor een overdosis aan online enquêtes; mensen kunnen een informatie-overload krijgen en de berichten gaan negeren. Dan bereik je het tegenovergestelde.’
Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht is ook bezig met online participatie, zegt Deurloo. ‘Het besef leeft daar breed dat dit de toekomst is. Ik ben benieuwd hoe ze gaan doorpakken. Maar wie weet komt de digitale transformatie van de participatie wel bij de waterschappen vandaan. Zij hebben niet te maken met de wet van de remmende voorsprong.’
Afbeelding: Robin van Lonkhuijsen | Hollandse Hoogte