Lokaal Bestuur
Waarom we als PvdA zorgcoöperaties zouden moeten omarmen

‘Waarom zijn er in onze gemeente eigenlijk geen zorgcoöperaties’. ‘Die vraag zou vaker door raadsleden en wethouders gesteld mogen worden’, aldus staatssecretaris Martin van Rijn.

Zorgcoöperaties –initiatieven op het gebied van zorg, welzijn en wonen die de vorm aannemen van een coöperatieve vereniging- springen vaak in het gat wanneer belangrijke diensten die eerst door de gemeente of zorgverzekeraar werden aangeboden onder druk komen te staan. De zorg die zij verlenen is vraaggestuurd en dichtbij. Waarom worden dergelijke initiatieven dan toch nog weinig omarmd door ons als PvdA’ers? Op 24 november gingen vertegenwoordigers van bijna 50 zorgcoöperaties met de staatssecretaris, PvdA-Kamerlid Otwin van Dijk en PvdA-partijvoorzitter Hans Spekman in gesprek. Tijdens de conferentie bleek dat de samenwerking tussen zorgcoöperatie en belangrijke partners, zoals zorgverzekeraars en gemeenten, nog veel te wensen over laat.

Verbindende factor

Wanneer een verzorgingshuis in een dorp of wijk gesloten wordt, verdwijnt ook een van de belangrijkste steunpunten voor omwonende ouderen. Soms zet een kern van weerbare en betrokken (oudere) burgers zich in om het gat dat in de dienstverlening valt zelf te dichten. Deze initiatieven streven ernaar om goede, vraaggerichte en lokaal georganiseerde zorg en dienstverlening aan te bieden. Nederland kent ongeveer 150 van deze burgerinitiatieven die zelf zorg en welzijnstaken oppakken. De vorm die de coöperatie aanneemt, hangt af van lokale behoeften. Het kan bijvoorbeeld gaan om een platform dat de vraag naar ondersteuning en het vrijwilligersaanbod bij elkaar brengt. Andere coöperaties nemen een coördinator in dienst die zorgprofessionals aanstuurt en Wmo-indicaties uitvoert. Sommige initiatieven gaan nog verder en spelen een belangrijke rol in de verbinding tussen hulpbehoevenden en professionele dienstverleners. Zo huurt Zorgcoöperatie Hoogeloon bijvoorbeeld verzorgend personeel in, werkt samen met reguliere zorginstellingen en kan zelfs als onderaannemer zorg verlenen.

Huiverig

De Belastingdienst, de provincies, de verzekeraars en reguliere zorginstellingen moeten nog erg wennen aan het idee dat vrijwilligersorganisaties duurzame en betrouwbare samenwerkingspartners kunnen zijn. Gemeenten zijn vaak huiverig om met deze initiatieven samen te werken. Ze twijfelen aan de kwaliteit en continuïteit van de vrijwilligersorganisaties of hebben het idee dat aanbesteding van Wmo-taken aan een grote, reguliere aanbieder goedkoper uitpakt. Sommige gemeenten lijken er nog niet klaar voor te zijn om de ruimte die er in de wet maatschappelijke ondersteuning voor burgerparticipatie gecreëerd is, in de praktijk ook te geven. Gemeenten stellen eisen die niet bij dergelijke kleine initiatieven passen of hanteren een ingewikkeld aanbestedingsproces dat tijdrovende administratie met zich meebrengt.

Zeggenschap en betrokkenheid

Een belangrijke reden voor het starten van zorgcoöperatie is zeggenschap: hulpontvangers, vrijwilligers en werknemers hebben zelf invloed op de koers van de coöperatie. Door beter en goedkoper dan grote zorginstellingen te werken, veroorzaken deze burgerinitiatieven op de lange termijn bovendien een cultuuromslag bij gemeenten, verzekeraars en andere zorgbedrijven. Die beginnen langzaam aan in te zien dat er behoefte is aan vraaggerichte, kleinschalige zorg en samenwerking met lokale burgerinitiatieven.

De sociaaldemocratie heeft van oudsher een wat aarzelende houding tegenover coöperaties. De vroege sociaaldemocraten hadden meer op met collectieve voorzieningen. Collectieve voorzieningen blijven ook nu belangrijk, maar de aarzeling tegenover coöperatieve verenigingen heeft de partij laten varen. Partijvoorzitter Hans Spekman: ‘Zorgcoöperaties geven mensen zeggenschap over de publieke sector. Ze helpen bij de omslag naar zorg waarin mensen geen nummer meer zijn. In die zin zijn de PvdA en zorgcoöperaties bondgenoten. Ze zijn ook helemaal in lijn met Van Waarde, omdat ze uitgaan van lokale verbondenheid en zeggenschap’.

Staatssecretaris Martin van Rijn is het daar mee eens. ‘Zorgcoöperaties vormen een interessante vorm tussen PGB-gefinancierde zorg en grote instellingen. Met coöperaties kun je meer betrokkenheid organiseren. Maar voor kwetsbare ouderen moet de zorg gewoon goed georganiseerd zijn.”

Experimenteer-artikelen

Dat zorgcoöperaties ruimte hebben om vernieuwend te werken, is mede te danken aan PvdA-Kamerlid Otwin van Dijk. Samen met zijn GroenLinks-collega Linda Voortman zorgde hij ervoor dat in de Wet maatschappelijke ondersteuning het right to challenge werd opgenomen. Buurtbewoners, bijvoorbeeld verenigd in een zorgcoöperatie, kunnen zelf voorstellen doen voor betere zorg in hun buurt. Bij de afweging tussen de zorg die de gemeente levert en het voorstel van de buurtbewoners moet de gemeente rekening houden met de meerwaarde van het burgerinitiatief.  

Van Dijk was ook mede verantwoordelijk voor het experimenteerartikel in de Wet Langdurige Zorg. Dat biedt de mogelijkheid om experimenten te doen waarmee zorg integraal geleverd kan worden aan cliënten in plaats van afzonderlijk gefinancierd vanuit de WLZ, Zvw, WMO of Jeugdwet. Zo kan zorg op maat georganiseerd worden, zonder dat zorgverleners, zoals  zorgcoöperaties, last hebben van de regels die voor elke financieringsstroom verschillen.

Ondersteuning

Over zowel het right to challenge als de experimenteerruimte is bij de aanwezige burgerinitiatieven nog weinig bekend, bleek tijdens de bijeenkomst. Ook op andere vlakken is meer begeleiding en ondersteuning nodig. ‘Startende zorgcoöperaties mailen ons vaak omdat wij al heel ver zijn,’ vertelt Ad Pijnenborg van Hoogeloon. ‘We helpen natuurlijk graag, maar het kost heel veel tijd.’

Dirk Jasper Keegstra (raadslid in Midden-Drenthe en betrokken bij het Plattelandsparlement) beaamt dat. ‘Er is een platform nodig dat startende coöperaties op weg helpt, ook met de mogelijkheden om te experimenteren.’ Staatssecretaris Martin van Rijn ziet dat ook en zegde toe in gesprek te gaan met betrokkenen over het organiseren van zo’n platform.

Ook raadsleden en wethouders kunnen startende burgerinitiatieven in de zorg op weg helpen. Het allerbelangrijkste daarbij is dat raadsleden en wethouders nieuwe initiatieven met open armen ontvangen – ook als bestaande instellingen daar moeite mee hebben. Ton Kunneman van de Buurtcoöperatie Apeldoorn-Zuid (en oud-raadslid van de PvdA) verwoordt het als volgt: ‘De coöperaties hebben politieke steun nodig. Veel initiatiefnemers zijn idealistische, enthousiaste mensen. Wanneer ambtenaren niet direct enthousiast zijn, of ze veel regels tegenkomen die het initiatief bemoeilijken, voelen ze zich achtergesteld en verongelijkt. In hun enthousiasme snappen ze niet dat de overheid niet óók direct enthousiast is en met een berg geld komt. Politici weten hoe de hazen lopen. Zij kunnen helpen en initiatiefnemers enige realiteitszin bijbrengen. Soms is er boosheid over de traagheid van het systeem. Maar het laten inburgeren van andere denkbeelden kost tijd. De PvdA moet bij de beweging aansluiten, een bondgenoot zijn, maar haar absoluut niet proberen te kapen.’

In nog lang niet alle gemeenten zijn zorgcoöperaties actief. Hoe kunnen lokale politici de komst van burgerinitiatieven in de zorg stimuleren? ‘Als lokale politicus kun je initiatiefnemers van zorgcoöperaties natuurlijk uitnodigen om over hun initiatief te vertellen in de raad,’ zegt Kamerlid Otwin van Dijk. ‘Bovendien kunnen raadsleden en wethouders gebruik maken van hun right to seduce’, vult Martin van Rijn aan. ‘Zij zouden inwoners van hun gemeente de vraag kunnen stellen: waarom zijn er eigenlijk nog geen zorgcoöperaties in onze gemeente? Ze kunnen burgers uitnodigen om de gemeente uit te dagen met een voorstel voor betere zorg van onderop’.

Menno Hurenkamp (Wiardi Beckman Stichting) is een van de auteurs van het onlangs verschenen boek Montessori-democratie, over de spanningen tussen burgerparticipatie (zoals zorgcoöperaties) en lokale politiek. Hij en zijn mede-auteurs stellen dat de lokale politiek van karakter verandert door de doe-democratie, de beweging van burgerparticipatie waar ook zorgcoöperaties deel van uitmaken. De lokale politiek depolitiseert, wordt meer controlerend en minder de arena waar het politieke debat op het scherpst van de snede gevoerd wordt en waarin beslissingen genomen worden over de richting voor de toekomst. Dat regelen burgers immers in toenemende mate zelf. “Ja, raadsleden moeten initiatieven als zorgcoöperaties omarmen,” zegt ook Hurenkamp. “Tegelijk moeten ze goed opletten of de burgerinitiatieven wel passen bij hun politieke idealen zoals gelijkheid en toegankelijkheid. Voor raadsleden is de verdeling van subsidie een belangrijk politiek instrument. Initiatieven die niet aan je idealen bijdragen of die er tegenin gaan, moet je niet willen financieren.”

Meer weten?

–          Voor een overzicht van zorgcoöperaties bij u in de buurt, zie: Vilans, ‘Zorgcoöperaties op de kaart’, http://www.vilans.nl/nieuwsoverzicht-zorgcooperaties-en-burgerinitiatieven-op-de-kaart.html

–          Op het PvdA-congres wordt een motie over zorgcoöperaties besproken, zie http://platform.pvda.nl/docs/steun-voor-zorgco%C3%B6peraties

–          Meike Bokhorst, “De koers van zorgcoöperaties. Samenwerken zonder te verworden tot paradepaard of werkpaard van de participatiesamenleving”, in: Bestuurskunde 2015 (24) 2, http://www.zorgcooperatie.nl/doc/img/De%20koers%20van%20Zorgcooperaties.pdf

–          Evelien Tonkens, Margo Trappenburg, Menno Hurenkamp, Jante Schmidt, Montessori democratie. Spanningen tussen burgerparticipatie en de lokale politiek. Amsterdam University Press 2015, http://www.uvh.nl/uvh.nl/up/ZqqyxahJM_Tonkens_Web_V2__1_.pdf

 Foto: Gerben Welling