Elke maand legt Lokaal Bestuur een stelling aan je voor. Deze keer is dat: Geld dat gemeenten overhouden op de Wmo moeten zij terugstorten naar het rijk.
Mark Eijbaard, fractievoorzitter Baarn
Op dit moment is er nog veel onduidelijk over de budgetten voor de WMO. Mogelijk is er de komende jaren budget tekort. Dat geldt ook voor andere budgetten. Het ene jaar wordt wat meer uitgegeven, het andere jaar wat minder. Dat middelt uit in de tijd. Terugbetalen is dan ook niet logisch. Wij zullen ons inspannen om overschotten te oormerken, zodat kosten die later komen, kunnen worden betaald. Wij hebben vragen aan het college gesteld over de zorgbudgetten. We vragen daarin bijvoorbeeld of het college bereid is haar beleid aan te passen en ruimhartiger zorg wil toekennen als blijkt dat budget onbenut blijft.
Ammar Selman, raadslid Nijmegen
De transitie in de zorg is bijna anderhalf jaar oud. De grote ongelukken die voorspeld waren zijn uitgebleven. Maar veel mensen hebben hun baan verloren door onnodig bezuinigingen door de gemeenten. Ruim driehonderd miljoen is niet besteed aan de zorg, waardoor in veel gemeenten de kwaliteit van de zorg onder druk staat. Het geld dat over is, moet in de zorg en het sociaal domein blijven. Investeer het komende jaar in daadwerkelijke kanteling, in de wijken dichtbij de mensen. En stuur op kwaliteit van de zorg. Anders per omgaande het geld terugstorten.
Martijn Balster, fractievoorzitter Den Haag
Nee. Veel gemeenten zijn duidelijk te strikt in het toewijzen van voorzieningen. Zelfs in Den Haag – waar een groot deel van de bezuinigingsopgave de eerste jaren is opgevangen (zachte landing) – zien we een forse daling van de vraag naar voorzieningen. En niet omdat er andere oplossingen worden gevonden, maar omdat mensen de weg niet (meer) vinden naar de voorzieningen. Het nieuwe toegangsmodel, de wijkteams en de persoonlijke benadering via keukentafelgesprekken staan nog in de kinderschoenen. Geef de invoering de tijd en rust die het verdient. Investeer eventuele overschotten in preventie, persoonlijk contact en toegankelijkheid voor die groepen die om wat voor reden dan ook de stap naar de nodige ondersteuning niet zelf zetten.
Rob de Geest, raadslid Deventer
Geld dat overblijft moet gewoon bij de gemeenten blijven om het beschikbaar te houden voor de gemeentelijke zorgtaken. Gemeenten dragen ook de financiële risico’s bij tekorten, dan is het bij overschotten ook logisch om de overgebleven middelen bij de gemeente te laten. Zeker ook omdat het jaar erop ook risico’s in zich kan hebben. Wel blijft het belangrijk om goed en kritisch te kijken naar de redenen voor overschotten: hebben inwoners wel de noodzakelijke en beloofde zorg gehad en bereiken we iedereen voldoende?
Ingrid Brilleman, raadslid Borsele
Ik ben het niet eens met deze stelling. Het geld dat over is op de Wmo dient binnen de gemeenten gelabeld te worden voor het sociaal domein en moet ingezet worden voor:
- Fatsoenlijke arbeidscontracten voor de huishoudelijke hulpen, dit betekent hogere tarieven afrekenen met thuiszorgorganisaties. Huishoudelijke hulpen zijn in het verleden gedwongen om aan de slag te gaan als alfahulp of als dienstverlener aan huis. Nu is er geld beschikbaar om thuishulpen (volgens de code) weer een fatsoenlijk arbeidscontract aan te bieden. In mijn regio zijn we bezig deze omslag vorm te geven.
- De echte transformatie heeft nog onvoldoende plaats gevonden. Er dient geld beschikbaar te zijn voor innovatie om de transformatie goed vorm te geven.
- Hiernaast dient er ook geld beschikbaar te zijn om te werken naar één integraal sociaal domein van 0 tot 100 jaar. In de huidige praktijk is jeugdzorg en Wmo nog teveel gesplitst.
- Tot slot is het goed om een flinke Wmo-reserve te hebben om in de toekomst tegenvallers goed te kunnen opvangen.
Afbeelding: Nationale Beeldbank