We kunnen als partij wel wat goed nieuws gebruiken. En dat goede nieuws kwam vandaag. Het gaat beter met Nederland. Dat is de rode draad in alle berichtgeving over de begroting. Natuurlijk is iedereen daar blij mee. Maar gaat het goed genoeg? Of staat het enthousiasme over de positieve berichten de reflectie op deze vraag in de weg? Of, nog een andere variant, gaat het goed met het Rijk maar minder goed met de gemeenten?
De economie groeit, dus komen er meer banen. Dat is goed nieuws. Vooral voor mensen die nu aan de kant staan en jongeren die de arbeidsmarkt op willen. Blij worden we ook van de inspanningen die gedaan worden voor het creëren van banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Al is dit bij de overheid zelf soms nog even zoeken. Daar moeten 25.000 arbeidsgehandicapten een baan krijgen, maar zover zijn we nog niet. Helaas neemt de groep mensen die aanspraak moet maken op een bijstandsuitkering nog niet substantieel af. Zij profiteren bovendien niet mee van de extra’s die zijn te vergeven. Voor deze groep zijn de eerdere plannen, waarmee ze er echt op achteruit zouden gaan, gerepareerd. Maar al gaan ze er niet op achteruit, dat wil nog niet zeggen dat ze er op vooruit gaan. Hetzelfde geldt voor ouderen met een (klein) pensioen. Voor ouderen in verpleeghuizen is er goed nieuws. Voor hen is extra budget gereserveerd, waardoor zij meer persoonlijke aandacht kunnen krijgen.
Ook vaders gaan erop vooruit en krijgen langer verlof na de geboorte van hun kind(eren). Het vaderschapsverlof gaat van twee naar vijf dagen. Een goed begin. Vaders kunnen hun rol en verantwoordelijkheid voor de kinderen oppakken, maar misschien ook een aandeel gaan leveren in de mantelzorg voor hun ouders. Want geloof het of niet, het zijn tot nu toe vooral vrouwen die mantelzorg verlenen.
De kinderopvang wordt goedkoper voor alle ouders omdat de toeslag omhoog gaat. Je kunt je afvragen of dit voor alle ouders noodzakelijk is, maar vooruit, dat is misschien een beetje té zuur. Bovendien wordt er 60 miljoen beschikbaar gesteld voor peuters die geen gebruik maken van de kinderopvang. Hiermee kan de peuterspeelzaal in veel gemeenten worden gered en dat is een meer dan goede zaak.
Er wordt minder bezuinigd dan eerder was bedacht. Desondanks hebben gemeenten te maken met oplopende tekorten op hun begrotingen. En zij zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de zorg. PvdA-wethouder Staf Depla waarschuwt niet voor niets dat de rek er bij veel gemeenten uit is en dat zij voor moeilijke keuzes komen te staan om hun eigen begroting sluitend te krijgen (Financieel Dagblad, 14 september). Lokaal moeten er harde keuzes gemaakt worden. Welke voorzieningen blijven overeind en welke moeten sluiten? Er is veel gerepareerd op de oorspronkelijke kortingen van het Rijk. Toch staat lokaal het water aan de lippen en zullen zij extra moeten bezuinigen.
Deze positieve begroting kan de pijnlijke gevolgen van de grote bezuinigingen van de laatste vijf jaar niet wegnemen. Er is al veel bezuinigd op lokale voorzieningen, denk aan bibliotheken, muziekscholen, de culturele infrastructuur die vaak verdwenen is en zwembaden die gesloten zijn. Het is fijn dat er weer een beter perspectief is en dat de economische crisis weer een beetje achter ons lijkt te liggen, maar betekent dit ook dat we weer kunnen en willen repareren? Dat zwembaden weer opengaan, de muziekles weer goedkoper wordt en er minder leegstand in de winkelstraten zal zijn? Dat de tegenprestatie niet meer zal leiden tot verdringing en mantelzorgers meer ondersteund worden? Deze rijksbegroting, die voor veel mensen goed nieuws brengt, legt een groot deel van de uitdagingen voor een inclusieve samenleving op het bordje van onze lokale bestuurders. Creativiteit en vernieuwing is nodig om lokaal de begroting net zo hoopvol te krijgen als bij het Rijk.