…en de rest kan stikken! Iedereen kent dit kinderrijmpje. Deze week moest premier Rutte in de Tweede Kamer uitleg komen geven over zijn betekenis van het Grote Dikke Ik. Arie Slob had hierom gevraagd. Hij was, juist in deze tijd, blij met een debat over normen en waarden. Dat kan ik me voorstellen en ook dat dit debat werd aangegrepen om eens te praten over de normen en waarden van politici. Maar het ging ook over de samenleving, de kant die we uit moeten met de samenleving en de plek die het individu of het Grote Dikke Ik daarin heeft of zou moeten hebben.
Sinds we afscheid hebben genomen van het idee van een maakbare samenleving is het nieuwe credo go with the flow. Ook de Sociaal Economische Raad (SER) haalt dit aan in haar Agenda voor de stad. Heel gechargeerd zegt de SER dat het geen zin heeft om dingen te organiseren die tegen de trend ingaan, denk aan het tot bloei brengen van regio’s waarin alleen negatieve ontwikkelingen te zien zijn als krimp, een laag opleidingsniveau en hoge werkloosheid. Tegelijkertijd moeten we in regio’s die booming zijn volgens de SER de ontwikkelingen niet in de weg staan of willen beheersen, maar deze laten bloeien. Go with the flow, het klinkt mooi.
Maar toch jeukt het, zit het niet helemaal lekker. De samenleving zou niet langer maakbaar zijn, maar de stad, de wijk of de buurt is wel hét interventiekader geworden waar het allemaal moet gebeuren. Denk bijvoorbeeld aan zorg dichtbij en in de buurt, burgerparticipatieprojecten in iedere wijk of het idee van onze fractie om buurtrechten in te voeren. In dit beleid en in dit interventiekader is er een belangrijke rol weggelegd voor het individu. In de zorg willen we een verandering in gang zetten zodat er niet meer geredeneerd wordt vanuit ‘ik heb recht op…’. Tegelijkertijd hebben we het over individueel maatwerk, een persoonlijk keukentafel gesprek, een arrangement per persoon en een persoonsgebonden budget. Maar bijvoorbeeld ook: wat heb ik nodig om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen? En, wat heb ik nodig om de zorg voor mijzelf zo goed mogelijk te kunnen regelen? De eerste toetsingen door rechters gaan bovendien over de vraag of er voldoende onderzoek gedaan is naar de persoonlijke omstandigheden van iemand. Allemaal zaken waarin het individu centraal staat. Ook bij burgerparticipatieprojecten speelt het individu een belangrijke rol: ik wil iets veranderen en ik mobiliseer mijn buurt om er samen met mij voor te zorgen dat datgene wat ik wil gerealiseerd wordt. Terwijl het ons uitgangspunt is om mensen met elkaar te verbinden en zorg in de directe omgeving te organiseren, lijkt deze verandering er vooral voor te zorgen dat het individu centraler komt te staan en het ik-denken wordt gevoed.
Bij Rutte ging het Dikke Ik-verhaal vooral over de graaicultuur, de bonussen en het denken dat je daar recht op hebt, ongeacht wat er om je heen gebeurt: de verontrustende uitvergroting van het individu, zoals Diederik Samsom het eens beschreef. Deze graaicultuur zie je vooral in de wereld van de banken en soms ook bij bestuurders van bijvoorbeeld zorgaanbieders. Maar er is meer aan de hand.
Is het bijvoorbeeld nog denkbaar dat we iets aan ons voorbij laten gaan omdat een ander óf het collectief het harder nodig heeft? Dat we onze eigen belangen opzij zetten voor het algemeen belang. Drijven we niet steeds verder af van het samen leven? En betekent deze ontwikkeling niet dat het risico vergroot wordt dat we straks allemaal Grote Dikke Ikken worden? Niet omdat we graaien of bonussen vangen maar omdat we ons vooral laten leiden door datgene wat goed is voor onszelf, ongeacht de gevolgen voor een ander of het collectief.
Beeld: IStock