Op 9 november spreekt hoogleraar en senator Ruud Koole tijdens het Festival van het Binnenlands Bestuur de achttiende Wibautlezing uit. Met nog een week te gaan, vroegen we Ruud naar de naamgever van de lezing en zijn ideeën over de veranderingen in het huis van Thorbecke na de decentralisaties.
Het thema van het Festival is vijf jaar decentralisaties. Hoe zou Wibaut daarover gedacht hebben?
‘Met de decentralisaties zijn veel taken weer bij de gemeente gekomen. De gedachte was dat gemeenten taken beter konden uitvoeren, omdat ze dichter bij de mensen staan. In die zin zou Wibaut de decentralisaties ook verwelkomd hebben. Als wethouder werd hij tijdens de Eerste Wereldoorlog geconfronteerd met schaarste. Hij zag het als zijn taak om de levensmiddelen op peil te houden en dus ging de gemeente allerlei zaken zelf produceren. Zo ontstonden bijvoorbeeld gemeentekeukens. De gemeente nam steeds meer taken op zich. Later werd dit de verzorgingsgemeente genoemd. Ik denk dus dat het idee van zorg dichtbij zeker in de traditie van Wibaut past. Helaas gingen de decentralisaties ook gepaard met behoorlijke bezuinigingen. Hierdoor komt de zorgtaak onder druk te staan. Dat is natuurlijk minder in lijn met Wibaut.’
Wibaut wordt gezien als de vader van het wethouderssocialisme. Had hij wel zo veel op met het huis van Thorbecke of zag hij de raad meer als een obstakel?
‘Wibaut had het over “De oppermacht van den raad”. De raad was democratisch gekozen en dus het hoogste orgaan. Hij vond echt dat de raad moest besturen, controleren en haar positie krachtig moest verdedigen.’
Terug naar het heden. Kunnen we nog spreken van ‘de oppermacht van den raad’?
‘Nee. Tegenwoordig staat de positie van de raad echt onder druk. Zo heb je de regiobesturen. Zij nemen steeds meer beslissingen, maar raadsleden hebben daar weinig controle op. Dat is vanuit democratisch oogpunt niet in orde.
En er zijn meer bedreigingen voor de macht van de raad, bijvoorbeeld in de vorm van burgerparticipatie. Soms zie je dat burgerparticipatie wordt gebruikt om de raad te omzeilen. Dan denken ambtenaren of dagelijks bestuurders dat ze democratisch hebben gehandeld door de burgers te betrekken. Maar zolang ze de raad niet betrekken, is het niet echt democratisch. Kortom: burgerparticipatie is mooi, zolang het een aanvulling is op de raad, maar het mag nooit ten koste van de raad gaan.’
Dus wat moet er gebeuren?
‘De positie van de raad moet versterkt worden, vooral nu de gemeente meer taken krijgt. Raadsleden moeten invloed hebben op het beleid en het college kunnen corrigeren als dat nodig is. Het helpt als politieke partijen goede mensen selecteren en als raadsleden goed ondersteund worden, maar het is ook belangrijk dat raadsleden zich niet de kaas van het brood laten eten. De raad moet zelf voor z’n eigen belangen opkomen.’
Waar moeten raadsleden de komende tijd opletten?
‘Bij de nieuwe Omgevingswet moeten raadsleden aangeven over welk type besluiten ze zeggenschap willen hebben. Dat moeten ze van tevoren aangeven, want als je het laat lopen, ben je het kwijt. Je moet ervoor zorgen dat beslissingen echt bij de raad blijven, want dat is het enige lokale orgaan waar elke burger als kiezer invloed op kan uitoefenen.’
Afbeelding: Marco Okhuizen | Hollandse Hoogte