Lokaal Bestuur
Een week na de aanslagen in Parijs

achmed_staand_klein.jpgIn gesprek met Achmed Baâdoud, voorzitter dagelijks bestuur Amsterdam Nieuw-West

Welke invloed merk je van de Parijse aanslagen in de straten van Amsterdam?
‘Ik zie dat mensen angstig zijn. Mensen weten niet wat ze ermee aan moeten. Het voelt erg dichtbij. Omdat er veel vragen waren hebben we direct na de aanslagen politie, veiligheidscoördinatoren van het stadsdeel en jongerenwerkers bij elkaar geroepen. Uit die bijeenkomst kwam het beeld dat het op straat rustiger was dan bijvoorbeeld na 9/11. Dit keer waren er geen juichende jongeren of vlaggen in Nieuw-West. Maar dus wel die angst.’

Heb je zicht op de radicalisering in jouw stadsdeel?
‘Het stadsdeel kent 148.000 inwoners, waarmee het eigenlijk de vijftiende stad van Nederland is. We kennen 149 nationaliteiten en 62% van de bevolking is van niet-Nederlandse origine. Een kwart van de Amsterdamse jeugd groeit hier op, het is echt de wereld in het klein. Het botst en het knettert, maar wel in goede harmonie. Hoeveel mensen geradicaliseerd zijn, weten we niet. Overigens zou ik daar ook niets over mogen zeggen. Wat ik wél weet, is dat de werkloosheidscijfers in sommige gebieden in mijn stadsdeel boven de 50% liggen.’

Is dat een belangrijke factor?
‘We zijn in 2010 begonnen met de aanpak van werkloosheid. In 2013 kwam hier een specifiek programma voor jongeren bij: ‘Pak je kans’. Een specifiek programma voor jongeren startte in 2013: ‘Pak je kans.’ 350 jongeren die bijvoorbeeld uit de gevangenis kwamen werd perspectief geboden in de vorm van scholing of werk. We stelden duidelijke grenzen: hou je aan de regels, kom op tijd, steel niet, kom niet meer in aanraking met de politie én twee keer geel is rood. Bij meer dan 70% werkte die aanpak. Heb ik daarmee radicalisering voorkomen? Dat weet ik niet. Maar ik heb wel ruim 350 jongeren weer mee laten doen in onze samenleving.’

Weet je wel of de radicalisering verminderd is?
‘Ik kan alleen de zaken die daar mogelijk aan gerelateerd zijn identificeren: we zien minder spijbelaars en minder overlast van jongeren. Daarnaast worden er meer jongeren actief in de maatschappij. Het risico van radicalisering is daarmee niet per se weggenomen. Maar als ik mijn gevoel erop loslaat en kijk naar het aantal Syriëgangers uit Nederland, dan komt relatief een klein deel uit Amsterdam. Maar elke persoon er natuurlijk één te veel.’

We moeten mensen met extreme gedachten antwoorden bieden op de vragen die ze hebben, zodat ze niet in de armen vallen van verkeerde figuren

Extremen, zowel links als rechts, zijn momenteel overal luid hoorbaar. Kun je je daartegen weren?
‘Na de aanslagen van vorige week organiseerden we een netwerkoverleg met sleutelfiguren uit de samenleving. Binnen 24 uur hadden we een zaal vol met 120 mensen: voorzitters van moskeeën, imams, jongerenwerkers, vrouwenorganisaties, noem maar op. Iemand zei: ‘Ik ben geraakt, want ik ben mijn medemens kwijtgeraakt. En of het nu om een aanslag in Parijs, Beiroet of Nigeria gaat, mijn religie wordt gegijzeld en ik heb daar last van. Want ik krijg moeilijker een stageplek of baan en extremisten als Wilders krijgen koren op hun molen.” Angst en polariseren, dat is wat extremisten graag willen. Mensen die al gediscrimineerd werden, voelen dat nu nog erger. Dat is echt een verdeel en heers tactiek. Dit helpt IS bijvoorbeeld met hun recrutering. Anders dan bij de aanslag op Charlie Hebdo voelt iedereen zich aangevallen, óók moslims die, met gevaar voor eigen leven, andere mensen probeerden te helpen tijdens de aanslagen of als beveiliger de terroristen buiten het stadion hebben weten te houden. Wat burgemeester Van der Laan bij Pauw zei is goed: “We moeten ons focussen op het grote midden, en niet alleen op de uitersten. Het grote midden moeten we perspectief blijven bieden”.’

Moet je niet júist nu die uitersten wel opzoeken?
‘Het één hoeft niet zonder het ander. Goedwillende mensen, van welke oorsprong dan ook, vormen de meerderheid. Maar natuurlijk moet je preventief investeren in vermindering van mensen met extreme gedachten. We moeten laten zien dat onze wereld beter is. En we moeten extremisten deradicaliseren. Iedereen wil gezien, gehoord en gewaardeerd worden. Zij dus ook. We moeten hen antwoorden bieden op de vragen die ze hebben, zodat ze niet in de armen vallen van verkeerde figuren.’

Hoe bereik je deze mensen en krijg je ook invloed op, bijvoorbeeld, datgene dat op het internet gedaan en gezegd wordt?
‘Ik ben geen expert op het gebied van internet, maar ik zie wel dat er iets mee moet. We kunnen de verantwoordelijkheid voor wat kinderen op het internet doen niet volledig bij de ouders neerleggen. Als op het internet vrijwel onbeperkt ruimte is voor opruiende teksten, foto’s en verhalen die gewoonweg niet kloppen, dan moeten we daar paal en perk aan stellen. Propaganda móet je tegenspreken.’

Is de relatieve ongrijpbaarheid van radicalisering niet erg frustrerend?
‘Het is lastig grip te krijgen op de specifieke redenen van radicalisering. Dat wil van geval tot geval ook wel eens verschillen. Ik loop hier nu tien jaar rond en heb geïnvesteerd in de haarvaten van de samenleving. Wij als overheid, maar ook de politie, weten wat er speelt in de wijken. Hetzelfde geldt ook voor maatschappelijke organisaties. We kunnen hierdoor makkelijker moskeeën en andere instellingen om tafel krijgen. Die verbinding is ontzettend belangrijk, want de overheid kan dit niet alleen oplossen. We moeten met elkaar een cirkel maken, waarin iedereen, van politie tot ouders en van leraren tot sportvereniging, verantwoordelijkheid neemt.’

Foto: Hollandse Hoogte