De tijd, dat ieder dorp een eigen gemeentehuis en ambtenarenapparaat had, ligt al ver achter ons. Met de toenemende verantwoordelijkheden na de decentralisaties is het devies: groter, groter, groter. Fusiegemeenten worden nogmaals heringedeeld en sommige gemeenten tellen inmiddels meer dan vijftig kernen. Vanuit een bestuurlijk perspectief ongetwijfeld verstandig, maar wat doen zulke enorme gemeenten met de herkenbaarheid van het lokaal bestuur? Voelt de inwoner van kern Z zich wel vertegenwoordigd door de wethouder in dorp A?
Daarom ditmaal de stelling: Als een gemeente teveel kernen telt, voelen inwoners zich niet meer met de gemeente verbonden. Zo’n gemeente is vanuit democratisch perspectief onwenselijk.
‘Gemeenten met maximaal 75.000 inwoners en 15 kernen zijn ideaal’
Frans van Zoest, afdelingsvoorzitter in gemeente Stichtse Vecht (12 kernen, 64.126 inwoners)
‘Enige schaalgrootte komt het lokaal bestuur absoluut ten goede. In de Stichtse Vecht is de kwaliteit na de fusie langzaam maar zeker toegenomen. Uiteraard zijn er nog wat overgangsproblemen. Zo hebben we sinds de verkiezingen maar liefst 13 partijen, die zich bovendien vaak richten op één kern en opgebouwd zijn rond één persoon. Door deze versplintering komt de professionaliteit van het raadswerk weleens in het geding.
Maar eerlijk gezegd denk ik dat dit allemaal tijdelijke complicaties zijn. Wat mij betreft sluit het een het ander niet uit. Door je specifiek te richten op wijken en kernen kan je ook in een gemeente met meer kernen de binding prima versterken. De ideale schaalgrootte bereik je volgens mij in gemeenten met maximaal 75.000 inwoners en 10 tot 15 kernen. Maar in een plattelandsgemeente zal dat ongetwijfeld anders liggen.’
‘Je moet doorlopend investeren in de betrokkenheid van de burgers’
Benny Muskee, fractievoorzitter in gemeente Midden-Drenthe (35 kernen, 33.467 inwoners)
‘Ik zou zeggen: kom eens een kijkje nemen in Midden-Drenthe. Als gemeente beseffen we dat je doorlopend en intensief bezig moet blijven om de betrokkenheid van je burgers te versterken. Daarom organiseren we inspraakavonden en helpen we burgers om zelf het heft in handen te nemen. Daarvoor hebben we echt geïnvesteerd in de infrastructuur: ontmoetingsplekken, verenigingen, maar ook voor elke kern en wijk een speciale dorpscontactambtenaar.’
‘Zonder visie op burgerparticipatie gaat het ook in gemeenten met weinig kernen mis’
Jan Maarten Dank, fractievoorzitter in gemeente Binnenmaas (6 kernen, 28.771 inwoners)
‘Hoewel een groot aantal kernen het zichtbaar zijn niet makkelijker maakt, denk ik dat er meer bij komt kijken. Als er geen visie op burgerparticipatie ligt, kan het ook in gemeenten met weinig kernen behoorlijk misgaan. Wanneer de wethouders en ambtenaren daar vanuit hun ivoren toren bepalen wat goed is, zullen de inwoners van zo’n kleine gemeente niet blij zijn.
De burgerparticipatie versterken is dus doorslaggevend. Wanneer burgers betrokken zijn bij de besluitvorming en de afstand tussen gemeentehuis en burger daadwerkelijk is verkleind, voelen inwoners zich ook thuis in een gemeente met veel kernen. Daar ben ik heilig van overtuigd.’
‘Je kan onmogelijk deel uitmaken van alle gemeenschappen’
Sylvia Buczynski, fractievoorzitter in gemeente Hollands Kroon (22 kernen, 47.587 inwoners)
‘Je kan nooit iedereen tevreden stellen. Ook in een fusiegemeente met weinig kernen kunnen bewoners van dorp A zich benadeeld voelen door een beslissing in het gemeentehuis. Zelfs als de communicatie perfect verlopen is, zal je dat blijven houden. Het gaat erom dat je bewoners in een vroeg stadium bij je besluitvorming betrekt.
Uiteraard heeft het wel gevolgen voor het raadswerk. Je kan onmogelijk deel uitmaken van alle gemeenschappen. Daarom is het essentieel om als partij breed actief te zijn. Op het moment, dat je partijleden in alle kernen actief zijn, is het makkelijker om voeling te houden met wat er in de gemeente speelt.’
‘Ons uitgangspunt is “Groots in kleinschaligheid”‘
Joke de Jonge, fractievoorzitter in gemeente Hoogezand-Sappemeer (18 kernen, 34.216 inwoners tot 01-2018; na fusie met Slochteren en Menterwolde: 25 kernen, 61.971 inwoners)
‘In Hoogezand-Sappemeer gaan we per 1 januari herindelen tot de gemeente Midden-Groningen. Eén van de uitgangspunten is “groots in kleinschaligheid”. Concreet houdt dat in, dat we bij grote maatschappelijke opgaven zoals werk en zorg kiezen voor centraal bestuur, terwijl dorpen en wijken meer regie en zeggenschap krijgen op het gebied van leefbaarheid.
Dit laatste vraagt om een minder bemoeizuchtige en meer faciliterende rol van het gemeentebestuur en onze fractie. Vraag is natuurlijk wel of er in de dorpen en wijken voldoende mankracht aanwezig is om bijvoorbeeld het beheer van speelplaatsen zelf te organiseren. Vaak is dat niet het geval. We moeten daarom nu investeren in de opbouw van deze sociale mankracht. In alle wijken en dorpen, zodat de inwoners daar daadwerkelijk zeggenschap krijgen.’
‘Een goed bestuurder weet de balans te vinden tussen gevoel en zakelijkheid’
Frans Westra, fractievoorzitter in de Fryske Marren (51 kernen, 51.300 inwoners)
‘Van een duidelijke couleur locale van de kernen zie je vaak weinig terug in het beleid, terwijl kernen zich juist onderscheiden door hun eigen identiteit. Bestuurders moeten echt lef tonen, vind ik. Een goed bestuurder weet de balans te vinden tussen gevoel en zakelijkheid.
Bij het besturen van kernen is het zaak dat de burger zich gehoord en gezien voelt. Het gaat daarbij om communicatie en behoud van de identiteit van de kernen. Tegelijkertijd moet dat niet ten koste gaan van de professionaliteit van het bestuur. Vanuit democratisch perspectief is een gemeente bestaande uit vijftig kernen goed te besturen als aan de randvoorwaarden is voldaan.’
‘Met de juiste maatregelen neemt de verbondenheid toe’
Folkert Niemantsverdriet, afdelingsvoorzitter in gemeente Hollands Kroon (22 kernen, 47.587 inwoners)
‘Ik herken het verschijnsel, maar ben het oneens met de stelling. Als wethouder kan je met vrij simpele instrumenten en maatregelen voorkomen dat inwoners zich niet meer in de heringedeelde gemeente thuis voelen. Het is zaak om zichtbaar, aanspreekbaar en benaderbaar te zijn.
Kleine kernen kennen meestal een sterke sociale samenhang. Maak daar gebruik van, help burgers om dorpsraden en verenigingen op te richten, organiseer regelmatig overleg en maak bindende afspraken. Belangrijk is ook, dat inwoners je weten te vinden. Zorg er daarom voor, dat je een centraal aanspreekpunt hebt. Inwoners kunnen hier op het goede spoor worden gezet.
Dus ja, met de juiste maatregelen kan je bewoners blijvend aan het lokaal bestuur binden. Sterker, de verbondenheid neemt dan zelfs toe.’
Afbeelding: Nationale Beeldbank