Terwijl in het Haagse het verkenningsproces loopt onder de verrassende leiding van Ronald Plasterk, worden in andere raden, Staten, verenigde vergaderingen, bestuurlijke tafels en ga zo maar door, de nodige gesprekken gevoerd over de uitslag van de verkiezingen. De ruk naar rechts, de grote verschillen tussen de stedelijke gebieden en het ommeland, de PVV als grootste partij in heel veel gemeenten. Ondanks alle onderzoeken en rapporten over de kloof, over afgehaakt Nederland, over de zorgen van mensen, zijn we erdoor verrast en voelen we ons verslagen.
Je kunt de uitslag niet zomaar doortrekken naar lokaal. Lokaal zijn immers de lokale partijen dominant en die kennen alle kleuren van de regenboog. Bij de laatste Statenverkiezing was BBB dominant, maar die positie is alweer redelijk aan het verdampen. De kiezer is extreem volatiel, zeggen de analisten dan. En daarin hebben ze gelijk. Het zijn allemaal proteststemmen zeggen anderen en ongetwijfeld zit daar ook wat in.
Bij de meeste partijen klinkt het in elke campagne: we moeten de wijken in. Dat doen we dan ook. We hebben mooie gesprekken met mensen, af en toe een wat minder aangenaam contact en na afloop zeggen we tegen elkaar: dat moeten we blijven doen.
Alleen, eenmaal gekozen als volksvertegenwoordiger vergeten we deze goede voornemens alweer snel. Dat is niet zo verwonderlijk. Immers, al snel word je volledig het stadhuis ingezogen met heel veel vergaderingen. De raad, de commissies, informatieve sessies, ‘benen-op-tafel’-overleggen, technische briefings, overlegtafels en inspiratiesessies. Daarnaast heb je je fractievergaderingen, af en toe een ledenvergadering, een aantal heeft ook nog coalitieoverleg en dan zijn daar nog de samenwerkingsverbanden en de gemeenschappelijke regelingen die ook hun geheel eigen overlegstructuur met bijeenkomsten kennen. Alles is even belangrijk in relatie tot je kaderstellende of controlerende taak.
Dit overleggeweld leidt tot een enorme tijdsdruk voor raadsleden. Alleen al hiermee kun je rustig elke avond van de week vullen. En dan heb je nog geen stuk gelezen. Dat doe je dan vaak in het weekend. Zo vliegt er weer een week voorbij. Een week waarin je nog geen (potentiële) kiezer hebt gesproken, maar alleen de insprekers van die week. Het (aan)voelen van de samenleving wordt op deze manier steeds moeilijker. Terwijl volksvertegenwoordigers en inwoners onlosmakelijk met elkaar verbonden moeten zijn. In plaats daarvan is die relatie steeds meer tot los zand verworden. Dan kan zo’n verkiezingsuitslag als een donderslag bij heldere hemel binnenkomen.
Raadslid zijn doe je ernaast. Naast ons ‘gewone’ werk, gezin, studie of mantelzorg. Dan is het niet zo verwonderlijk dat de goede voornemens om vaker de wijken in te gaan snel sneuvelen. Die werkdruk is ook een reden waarom er op dit moment heel veel uitval is onder raadsleden.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties erkent het probleem van de werkdruk, zij ziet hierin een reëel gevaar voor de decentrale democratie. Minister Hanke Bruin-Slots zocht de oplossing in de uitbreiding van het aantal volksvertegenwoordigers. Haar opvolger minister Hugo De Jonge kijkt daar anders tegenaan. Hij erkent de werkdruk wel, maar: ‘je kunt je werk ook anders organiseren’ en werken veel gemeenten ‘gelukkig’ met burgerraadsleden. Volgens De Jonge is dat al een uitbreiding van het aantal raadsleden. Ondanks dat gaat hij wel onderzoeken of meer raadsleden de werkdruk doen afnemen.
Wij denken dat dit wensdenken is. De werkdruk is ook een gevolg van de toegenomen hoeveelheid taken die de decentrale overheden hebben, van de groei van het aantal gemeenschappelijke regelingen en samenwerkingsverbanden en van de groei van de budgetten. Aan de andere kant zijn de fracties kleiner geworden, door versnippering en vervlakking. Dat los je niet op met 10 procent meer raadsleden en ook niet met 30 procent meer.
De Jonge vindt dat raadsleden naar zichzelf moeten kijken. In plaats van in gezamenlijkheid besluiten te willen nemen vindt hij een politiek debat op lokaal niveau heel gezond en moeten raadsleden zich de kunst van het willen politiseren eigen maken. Dan hoeven ze minder op de uitvoering te zitten.
Dat komt dan goed uit. Raadsleden houden van het politieke debat. Gevoed door de kiezers, door hun contacten in de samenleving. In verbintenis met de inwoners. Alleen maakt de De Jonge er een kip-ei kwestie van en dat is het niet. De 24 uur die in een dag zitten, worden er namelijk niet meer door.
Afbeelding: Richard Brocken | ANP