Meestal ben ik heel blij met de Eerste Kamer: wijze mensen die nog eens rustig naar wetsvoorstellen kijken en dan wijze besluiten nemen. Voorbij de waan van de dag. Af en toe een relletje, maar ook dan gaat het om de inhoud. De nacht van Wiegel en het referendum; die van Van Thijn en de gekozen burgemeester; en meest recent die van de drie ‘dissidenten’ en de vrije artsenkeuze.
Maar 90% van de tijd is het gezapig. Zo kalm en netjes dat het een beetje achterhaald lijkt. Niet gehinderd door enige profileringsdrang wegen de senatoren de voors- en tegens tegen elkaar af. Is een voorstel wel of niet in lijn met de Grondwet? Voor de één een ondemocratisch overblijfsel uit verloren tijden, voor de ander een onmisbare schakel in de checks and balances van onze democratie.
Deze week nog liet Kamervoorzitter Ankie Broekers-Knol weten bezorgd te zijn over de constructie van twee ministers op één ministerie in Rutte III: ‘Staatsrechtelijk is het van belang dat duidelijk is wie van de twee ministers op de drie genoemde ministeries belast wordt met de leiding van het ministerie’. Uiterst zorgvuldig, volkomen beheerst en – nog geen twee dagen voor de bordesfoto – een tikkeltje laat. Maar ook dat is de Eerste Kamer, daar gaat het allemaal niet zo snel.
Zoals gezegd: ik ben fan. Meestal. Alleen deze week even niet. Dat heeft niets te maken met Ankie, maar alles met een voorstel uit 2008. Een goed voorstel van SP en CDA over een maximumprijs voor de doorverkoop van tickets voor voetbalwedstrijden, concerten en festivals. Ticketbureaus kopen nu in grote getale kaartjes op om ze voor twee keer (of meer) de oorspronkelijke prijs door te verkopen. Door een maximumprijs (van 20% bovenop de oorspronkelijke prijs, red.) in te stellen, hoopten de initiatiefnemers van de wet deze doorverkoop aan banden te leggen. Notoire tickethandelaren zouden dan via een civielrechtelijke procedure tot de orde kunnen worden geroepen.
Misschien vergezocht, maar een prijsdempend effect zou het zeker hebben gehad. Zou het hebben, want het gaat niet door. De CDA bleek ineens tegen. Op zich al opmerkelijk, maar ook onze PvdA-fractie stemde tegen. Met een nogal vreemde reden: ‘Mensen met een kleine beurs kunnen dit soort dure kaartjes überhaupt niet betalen en een civielrechtelijke procedure aanspannen is voor hen ook financieel onhaalbaar’.
Vooral het eerste deel van de argumentatie schetste mijn verbazing. Inderdaad: elke week naar een concert kan niet iedereen zich veroorloven. Maar ook mensen met een kleine beurs gaan naar de 3 J’s, André Rieu en de Toppers. Hele gezinnen, vriendengroepen en tienermeisjes: allemaal kijken ze er maanden naar uit en zetten ze elke week wat geld opzij. Dat ticketbureaus woekerprijzen kunnen blijven vragen, treft deze groep extra hard. Voor wie het niet breed heeft, maakt het nogal wat uit of een kaartje €30 of €50 kost.
Dat deze groep minder snel naar de rechter stapt, zal ongetwijfeld waar zijn. Alleen draait het daar nu juist niet om. Het gaat erom dat je een foute aanname maakt en daarmee de groep voor wie je het doet, in de kou laat staan. Malafide tickethandelaren zijn ondertussen de lachende derde: zij krijgen alle ruimte om hun wanpraktijken voort te zetten en woekerprijzen te vragen. Aan ‘Ons Soort Mensen’ én aan dat gezin, dat nu een maand langer geld moet sparen om een leuke avond in Ahoy te hebben.
Wellicht komt er binnenkort toch een einde aan de woekerverkoop. Niet dankzij de wetgever, maar door een startup. Door GUTS kunnen ticketbureaus in de toekomst niet meer automatisch in één keer grote aantallen tickets aanschaffen.
Afbeelding: Peter Hilz | Hollandse Hoogte