Als raadslid heb je het druk, druk, druk. Met moeite haal je het einde van het jaar. Even rust. Vrije tijd is iets van lang geleden. Naast baan en gezin slokt het raadswerk de schaarse vrije avonduren op. En alsof dat nog niet genoeg is, verschijnt er een rapport waarin staat dat je eigenlijk je werk niet goed doet. Voor de zoveelste keer. Want of het nu de commissie-van der Donk of de VNG is: iedereen klaagt over de raadsleden.
Iedereen behalve de griffiers. Want zeggen zij: het ligt niet aan de raadsleden, het ligt aan het werk. Dat is gewoon lastig. Zij stellen dat een gemiddeld raadslid toch wel een zittingsperiode inwerktijd nodig heeft. Pas na vier jaar heeft het raadslid het college in de smiezen, snapt die hoe het werkt en kan het echte controleren beginnen.
Vier jaar, dat is toch wat lang. In die oriënterende jaren komt er immers heel wat beleid langs dat mensen direct raakt. Direct, niet over een paar jaar. Zo zijn er de hulpbehoevende en thuiswonende ouderen. Het SCP geeft aan dat zij sinds de decentralisaties eenzamer zijn geworden. Een verontrustende conclusie waar je als raadslid meteen wat mee moet zoals vragen stellen: gebeurt dit ook in onze gemeente en wat denkt de wethouder daaraan te gaan doen?
Tijd (of liever gezegd een gebrek daaraan) is de cruciale factor. Niet de karige beloning of een tekort aan kwaliteit, tijd. Al in 2008 constateerde de commissie-rechtspositie raadsleden en wethouders van de VNG dat de balans tussen werk, gezin en raadswerk voor de meeste raadsleden totaal zoek was. Wil je alle dossiers goed tot je nemen en bovendien voeling houden met wat er buiten het stadhuis speelt, ben je zo twee dagen verder. Bovenop een baan en gezin. Niet te doen.
Het gekke is dus, we weten het al langer, maar doen niets. Sterker nog: veel gemeenteraden hebben sindsdien sterk op hun eigen ondersteuning bezuinigd. Want ja, dat was in tijden van bezuinigingen wel zo loyaal. Tegelijkertijd kwam er met de decentralisaties een enorme hoeveelheid werk op de raadsleden af. Werk dat dus zonder ondersteuning verricht moest worden. Extra taken, minder ondersteuning en nauwelijks tijd.
Ruim baan voor fractiebudgetten, betaalde fractieondersteuning en scholing (zeker die van je eigen partij) dus. Maar daarmee zijn we er nog niet. De meeste raadsleden werken fulltime. Vaak omdat het niet anders kan. Minder gaan werken gaat ten koste van je pensioensopbouw en andere voorzieningen.. Het zou al heel wat schelen als je tijdens je raadstermijn zonder nadelige consequenties minder kan werken. Politiek verlof en de werkgever die dat dan kan aanmerken als maatschappelijk verantwoord ondernemerschap kan een oplossing zijn.
Maar ook gemeenteraden zelf zullen aan de slag moeten met de factor tijd. Bijvoorbeeld door hun eigen werkwijze en vergadercultuur eens kritisch tegen het licht te houden. Minder en vooral op hoofdlijnen vergaderen is misschien een idee. Net als dat de druk kan worden verminderd door de vergaderingen tot één vaste avond te beperken.
En de vergoeding dan? Voor raadsleden in kleine gemeenten is er volgens het kabinet hoop. Maar of dat nu de oplossing gaat brengen? Eerlijk gezegd ben ik bang van niet. Tijd of waardering win je er immers niet mee. Ook met een hogere beloning zit je straks met je handen in het haar: ‘Wel of niet naar de voetbalwedstrijd van je zoon? Wel of niet die nieuwe serie op Netflix kijken?’ En ook met een hogere beloning zal het zijn: ‘Toch maar niet, ik moet voor morgenavond nog drie beleidsnota’s lezen, zelf een voorstel schrijven en een mening vormen over dat burgerinitiatief.’
Tijd, tijd, tijd. Als ik jullie volgend jaar één ding gun, is het dat. Meer tijd om met je gezin door te brengen en leuke dingen te doen, meer tijd om voor je ouders te zorgen en meer tijd om volksvertegenwoordiger te zijn. Niet op de rand van een burn-out, maar midden in de samenleving.
Afbeelding: Shutterstock