Jaarlijks zitten ongeveer 10.000 leerplichtige kinderen voor langere of kortere tijd thuis. Op 13 juni werd daarom het ‘Thuiszitterspact’ ondertekend, dat als ambitie heeft dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs. Voormalig kinderombudsman Marc Dullaert trok de afgelopen maanden op verzoek van staatssecretaris Sander Dekker door het land om de afspraken van het Thuiszitterspact na te jagen. Lokaal Bestuur sprak met hem, en met PvdA-wethouder Miriam Haagh-Reijne uit Breda over de vraag wat lokale politici er aan kunnen doen.
Dullaert: ‘Het positieve is: gemeenten zijn in staat om thuiszitters weer op school te krijgen’
Wie: Marc Dullaert
Wat: Voormalig Kinderombudsman, nu aanjager Thuiszitterspact
Hoe is het mogelijk dat er zoveel kinderen thuis zitten in Nederland?
‘Laat ik het positief benaderen: ik zie in ieder geval dat het mogelijk is om thuiszitters weer op school te krijgen. Ik heb gelukkig veel gemeenten en samenwerkingsverbanden gezien waar het lukt. In de twee jaar dat het passend onderwijsbeleid nu van kracht is, is op een aantal plaatsen het aantal thuiszitters fors verminderd.’
Begin oktober meldde je dat duizenden kinderen ‘volstrekt onnodig’ thuis zitten omdat een deel van de scholen en gemeenten onvoldoende zijn best doet een passende onderwijsplek te vinden. Wat gaat er mis?
‘Op gemeenteniveau ligt het er met name aan dat samenwerkingsverbanden uit zowel primair als voortgezet onderwijs en gemeenten niet samen rond de tafel gaan. Dat klinkt basaal, maar de basis van alles is dat de verschillende partijen elkaar weten te vinden.’
Wie moeten daarbij betrokken zijn?
‘De leerplichtambtenaar, de wethouder, jeugdzorg, scholen en directeuren van samenwerkingsverbanden uit primair en voortgezet onderwijs. En als ze dan om tafel zitten, moeten ze het liefst op kindniveau met elkaar spreken. Je overstijgt elkaars belangen en mandaten alleen als je over specifieke kinderen praat.’
‘Het klinkt basaal, maar vaak gaat het al mis in de samenwerking: onderwijsinstellingen en gemeenten werken langs elkaar heen’
Hoe verklaar je dat die partijen vaak niet bij elkaar zitten?
‘Een aantal gemeenten heeft geen goed overzicht van de thuiszitters. Soms heeft het te maken met politieke wil. Het heeft wat mij betreft sowieso een moreel aspect: kinderen hebben recht op onderwijs en dus op een passende onderwijsplek. Vergeet daarbij niet, dat veel mensen geen weet hebben van wat het betekent voor familie of gezin om een thuiszittend kind te hebben. Het zorgt voor enorme financiële druk, stress, relationele druk, echtscheidingen en zorgen over de toekomst van kinderen.’
Je constateerde dat het voor gemeenten ook veel kosten heeft?
‘Ja, per kind gemiddeld iets meer dan € 50.000 per jaar. Hoe langer kinderen thuiszitten, hoe duurder het maatschappelijk wordt. En hoe groter de kans wordt dat ze later moeilijker werk kunnen krijgen, dat ziektes zich ontwikkelen of dat ze in een permanente uitkeringssituatie terecht komen.’
In Tilburg gaat het goed, zei je in de Volkskrant. Hoe doen ze het daar?
‘Ze hebben er iemand bijna een jaar lang voor vrijgesteld. Je kunt dan je managementinformatie op orde brengen, een goede definitie van thuiszitters opstellen en bekijken hoe informatie van de scholen naar de leerplichtambtenaar gaat.’
Wat is eigenlijk een goede definitie van een thuiszitter?
‘Er is een verschil tussen schoolverzuim en thuiszitters. Sommige gemeenten vinden schoolverzuim minder belangrijk. Pas als een kind tussen de 4 en 6 weken niet naar school gaat, wordt hij als een thuiszitter gezien. Maar schoolverzuim is cruciaal. Je wordt niet zomaar een thuiszitter, daar gaat een hele geschiedenis aan vooraf. Scholen moeten beter leren signaleren wanneer het met een kind niet goed gaat. Vaak is er thuis iets niet goed, of een kind wordt gepest, of kan niet meekomen. Daar moet je snel bij zijn met bijvoorbeeld een schoolcoördinator of maatschappelijk werk.’
‘Schoolverzuim is cruciaal: je wordt niet zomaar een thuiszitter’
Welke rol kunnen gemeenten op zich nemen?
‘Gemeenten moeten niet eens per jaar een hoorzitting organiseren, maar voortdurend in gesprek zijn over de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn vaak aan het steggelen met samenwerkingsverbanden over wie de rekening betaalt. Dat komt onder andere doordat bij thuiszittende kinderen vaak zowel een zorg- als een onderwijsaspect een rol speelt. Die kun je eigenlijk niet los van elkaar zien. In succesvolle regio’s dragen gemeenten en onderwijs deze kosten samen. Ze kijken daar puur naar wat het beste is voor het kind, in plaats van naar wat er toevallig is ingekocht of wat financieel het beste uitkomt.’
Worden best practices van gemeenten voldoende onderling gedeeld?
‘Ik heb aan de samenwerkingsverbanden gevraagd die best practices op papier te zetten. Ze weten vaak wat buurtregio’s doen, meer niet. Er moet echt meer worden gedeeld.’
Desondanks ben je positief?
‘Ja, we zien dat het bij voldoende inzet wel mogelijk is om thuiszitters passend onderwijs te bieden. We moeten daar ook slim in zijn: als scholen bijvoorbeeld niet meewerken omdat ze bang zijn dat hun slagingspercentages achteruit gaan als ze “zorgkinderen” onderwijs bieden, beloon ze dan juist positief wanneer ze wél thuiszitters een plek geven. Het kan allemaal wel.’
Haagh: ‘Achter elk cijfer zit een kind met een heel specifiek verhaal’
Wie: Miriam Haagh
Wat: Wethouder zorg, onderwijs & dienstverlening van Breda
Hoeveel ‘thuiszitters’ zijn er in Breda?
‘Ik ben niet alleen wethouder in Breda, maar als zodanig ook bestuursvoorzitter van het regionaal Bureau Leerplicht voor West-Brabant. In de gehele regio hadden we in maart 44 geregistreerde thuiszitters, waarvan 18 uit Breda. Je bent bij ons een thuiszitter vanaf vier weken verzuim. Een half jaar later zijn het er nog maar acht. Maar de scholen zijn pas net weer begonnen, dus dat is wat vertekend. We zien in ieder geval dat de groep fluctueert: het totaal aantal blijft ongeveer gelijk, maar soms zitten kinderen veel langer thuis, soms stromen ze toch weer snel door.’
Hoe worden thuiszitters in Breda weer naar school begeleid?
‘We hadden vroeger geen sluitend registratiesysteem. In 2014-2015 hebben we daar aan gewerkt, zodat we alle jongeren in beeld kregen. Het Bureau Leerplicht en de scholen, jongerenwerk, het centrum voor jeugd en gezin en jeugdhulp hebben gezamenlijk een registratiesysteem opgezet. Dat betekent dat we iedereen tot 23 jaar volgen. Het systeem slaat alarm bij vier weken verzuim, maar dan is het Bureau Leerplicht samen met de school al aan de slag natuurlijk.’
Is er structureel overleg met de scholen?
‘Ja, maar dat verdient nog wel aandacht. We proberen het nu voor de hele regio te regelen en dat wordt stapsgewijs opgebouwd. Voorheen moesten scholen met soms wel 15 leerplichtambtenaren contact zoeken. Nu heeft iedere school één vaste leerplichtambtenaar.’
‘Iedere bestuurder moet zich het rapport van Marc Dullaert aantrekken’
Biedt de Wet passend onderwijs voldoende middelen?
‘Het punt is meer dat die wet alleen niet voldoende is. Achter elk cijfer zit een kind met een heel specifiek verhaal, dat met veel meer te maken heeft dan alleen onderwijs. Dat vraagt om een breder traject. Er is een gezamenlijke aanpak en het lef van bestuurders nodig om met alternatieve trajecten te komen en te zorgen voor een dagbesteding. Het kost veel tijd om de hele keten in een regio goed te krijgen, maar dat moet dus wel.’
Wat werkt in de aanpak van thuiszitters?
‘Het belangrijkste is dat je iedereen in beeld moet hebben. Als je dat doet lijkt het al snel alsof er meer thuiszitters zijn. Schrik daar niet van. Het helpt je juist. Een andere les is dat je jongeren moet blijven verleiden en dat je dat nooit op moet geven. Dus ook niet als ze 18 zijn geworden. Blijf ze berichten sturen, blijf er naar toe gaan. Na twee keer nul interesse nemen ze een derde keer soms wel een stap, als bijvoorbeeld de thuissituatie veranderd is.’
Herken je het verhaal van Marc Dullaert dat er op veel plekken te weinig samenwerking tussen instanties is, en dat in sommige gemeenten het gewoon weinig prioriteit heeft op de politieke agenda?
‘Bij ons niet. Wat ik wel zie, is dat het doel bij thuiszittersproblematiek lang is geweest: de cijfers omlaag krijgen. Dat geeft een verkeerde prikkel. Dan kun je krijgen dat niet iedereen alles meer, waardoor de cijfers mooier lijken. De doelstelling moet zijn dat iedere jongere naar school gaat, aan het werk is, of een goede dagbesteding heeft. Iedere bestuurder moet zich het rapport van Marc Dullaert aantrekken. Het gaat echt om een hele kwetsbare groep. Zorg dus vooral dat je er snel bij bent. En houd vol en houd vast!’
Afbeelding: Stijn Rademaker | Hollandse Hoogte