Terwijl Nederland dit jaar voor het eerst een International Booker Prize-winnaar heeft afgeleverd, met De Avond is ongemak van de 29-jarige Marieke Lucas Reineveld, is het steeds meer de vraag of zo’n roman in de toekomst nog wel op enig enthousiasme kan rekenen. Want jongeren in Nederland lezen steeds slechter, blijkt uit het in 2019 verschenen rapport van de internationale vergelijkingsstudie PISA onder vijftienjarigen.
Nederland is tussen 2015 en 2018 met elf plaatsen gezakt op de OESO-ranglijst – van plek 15 naar 26. Een significante daling, die hand in hand gaat met een toegenomen aantal jongeren dat lage leesvaardigheden heeft: 24%, ten opzichte van 18% in 2015. Aan het niveau van het onderwijs in het algemeen lijkt het niet te liggen. Bij wiskunde en natuurkunde, ook onderzocht in PISA, is er bij de Nederlandse jongeren geen significant verschil te zien.
Al met al een vrij zorgelijke ontwikkeling die nu langere tijd speelt. Onlangs luidden Stichting Openbare Bibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek en zestien andere organisaties uit het leesveld de noodklok en riepen ze op tot een ‘ambitieus leesoffensief’. En vorig jaar kwam de Raad voor Cultuur met de Onderwijsbond al met het gezamenlijke advies Lees! Een oproep tot een leesoffensief. Ze vinden het van essentieel belang dat jongeren lezen weer leuk gaan vinden. Scholen hebben maar beperkte capaciteit om dat te bewerkstelligen. Daarom moeten organisaties die hen daarin bijstaan structureel gesteund worden, zodat jongeren omringd worden door een ‘leescultuur’, en van jongs af aan gemakkelijk boeken kunnen vinden die ze echt interessant vinden.
Van Hees: Een dekkend bibliothekennetwerk is nodig, maar dreigt te verdwijnen
Enter het pleidooi voor een sterke positie voor de bibliotheek. In steden, dorpen of als schoolbibliotheek uitgestrekt tot in scholen zelf. Maar juist daar wringt de schoen. Door gemeentelijke bezuinigingen staan in het hele land bibliotheken onder druk, concludeerde de Raad voor Cultuur een half jaar na haar noodkreet in de evaluatie van de in 2015 in werking getreden wet Stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob). Marijke van Hees, voorzitter van de Raad voor Cultuur, licht toe: ‘We brengen drie punten naar voren. Ten eerste, het belang van gratis toegankelijkheid van bibliotheken voor iedereen onder de achttien. Ten tweede: meer aandacht voor wat er op de plank staat. Zodat het echt aansluit bij wat jongeren interessant vinden. Als een tekst maar complexer is dan korte nieuwsberichten of berichten op sociale media. Het hoeft niet meteen een literaire roman te zijn. En ten slot: er is een dekkend bibliothekennetwerk nodig, maar we zien een risico op gaten.’
Dat risico op gaten kent Pernell Criens, raadslid voor de PvdA in de Brabantse gemeente Goirle, maar al te goed. Criens: ‘Eind 2018 wilde het college van B&W drie ton bezuinigen op cultuur en legde dat neer bij drie partnerorganisaties: de bibliotheek, de school voor podiumkunsten en het cultureel centrum. Samen moesten zij dat enorme bedrag ophoesten. En zelf maar uitzoeken hoe dit te verdelen. De raad heeft de begroting aangenomen, maar op voorwaarde dat er een cultuurnota zou komen om de besluiten te onderbouwen. Die nota is er nooit gekomen – en de bezuiniging wel. Uiteindelijk heeft de school voor podiumkunsten besloten om de hele bezuiniging op zich te nemen en haar medewerkers te ontslaan. De bieb kan daardoor behouden blijven. Maar zo had het absoluut niet mogen gaan. Niet alleen staat het muziek- en dansonderwijs op het spel, ook hing het voortbestaan van de bieb aan een zijden draadje. Ik was hier zó boos over, dat ik afgelopen mei een motie van treurnis heb ingediend.’
Van Hees wijst erop hoe belangrijk het is dat zo’n dekkend bibliotheeknetwerk in de wet wordt vastgelegd, om dit soort situaties te voorkomen. ‘Het voordeel van een wettelijk kader is dat het gemeenten verplicht om voor die dekking te zorgen. Dan kunnen bezuinigingen nooit te ver doorgevoerd worden. Er is veel mogelijk: gemeenten kunnen onderling samenwerken, en er is zelfs een voorbeeld van een door een private partij gerunde bibliotheek. Als het maar toegankelijk is en aan alle functies uit de Wsob voldoet – dat is het belangrijkst.’
Tijdelijke subsidies
Die toegankelijkheid wordt op dit moment vaak gewaarborgd door tijdelijke subsidies. Zo bestaat er het stimuleringsfonds voor bibliotheken uit kleine gemeenten in financiële problemen. In 2019 bleken maar 12 van de 40 aangemelde bibliotheken daarvoor in aanmerking te komen. Dankzij een motie van Lodewijk Asscher samen met Corinne Ellemeet (GL) en Peter Kwint (SP) is het fonds breder opengesteld – ook voor bibliotheken buiten kleine gemeenten of kernen.
Hierdoor kon de bibliotheek in Hallum weer geopend worden, vertelt Gryte Schaafstal, raadslid voor de PvdA in gemeente Noardeast-Fryslân. De bibliotheek verdween al negen jaar geleden. Schaafstal is enthousiast over de terugkeer, maar blijft zich zorgen maken. Ze legt uit: ‘De heropening van die ene bibliotheek is heel mooi, maar toegankelijkheid blijft een probleem. Noardeast-Fryslân is uitgestrekt over een enorm gebied. De afstanden motiveren niet, de drempel is hoog. Vooral minima kunnen niet met een auto ergens heen en het openbaar vervoer op het plattenland is een lastig verhaal. Je ziet dat laaggeletterdheid groter is in laagopgeleide gezinnen dan in hoogopgeleide gezinnen – en dat zit ‘m dus voor een deel in die toegankelijkheid.’
Schaafstal: In een uitgestrekte gemeente blijft de afstand een probleem
Wethouder Dirk Kuipers van gemeente Medemblik herkent dit probleem. Omdat het is ontstaan uit gemeentelijke fusies heeft Medemblik gekozen voor een ‘kerngerichte’ dekking van faciliteiten, in plaats van een meer verdunde regionale dekking. Dankzij de motie-Asscher kon de plaats Wognum in 2019 weer een bibliotheek openen. Maar Kuipers is zich er van bewust dat die subsidie, maar drie jaar geldt. ‘Een subsidie is leuk, je krijgt geld om op iets op poten te zetten. Maar de kunst is nu om dat structureel te krijgen. Dat is een uitdaging, zeker in deze tijd zeker waarin gemeentes heel veel tekorten hebben.’
De aanpak van laaggeletterdheid mag daar niet de dupe van zijn, stelt Kuipers. Daarom richt de gemeente zich op samenwerking in de regio. Zonder de eigen verantwoordelijkheid los te laten: ‘Natuurlijk hebben wij een opdracht als gemeente, daar zijn die wetgelden van de motie-Asscher ook voor bedoeld. Daarom hebben we een programmamanager aangesteld om een plan te schrijven dat we binnenkort op regionaal niveau, in West-Friesland, bespreken.’ Maar hij wijst ook op de verantwoordelijkheid van ouders en het basisonderwijs. ‘Gemeenten kunnen een rol spelen in het faciliteren van bibliotheken, instanties, zoals het Taalhuis, en projectplannen. Maar het begint bij de basis. Dat is toch de thuissituatie – denk aan voorlezen – en het basisonderwijs. Wat we nu vaak doen is repareren.’
Kuipers: ‘Wat we nu vaak doen is repareren’
Zo’n cultuurverandering binnen gezinnen is een lastige opgave, ziet Schaafstal: in haar gemeente komt laaggeletterdheid vaak voor bij gezinnen waar weinig aandacht is voor lezen. Schaafstal: ‘Noardeast-Fryslân kent veel ambachtslieden. “Opa en vader zijn timmerman dus jij wordt dat ook.” Hoe kan een kind zich goed tot een eigen individu ontwikkelen? Ik hoop dat iedere politieke bestuurder zich bewust is hoe belangrijk dit is, en wat de consequenties van huidig beleid zijn over twintig, dertig jaar. Je moet je ervan bewust zijn dat je over je eigen graf heen regeert.’
Niet alleen donkere wolken
Al is het duidelijk dat gemeenten veel financiële onzekerheid kennen, die bovendien versterkt wordt door de coronacrisis, toch hangen er niet alleen maar donkere wolken boven het leeslandschap. Er worden zeker stappen in de goede richting gezet, benadrukt Van Hees. Hierbij verwijst ze naar het convenant dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap eind september 2020 heeft getekend samen met alle bibliotheekorganisaties, de provincies en de VNG. ‘Er staan goede dingen in, ze volgen echt de lijn van het advies van de Raad van Cultuur.’
Het uitgangspunt van het convenant is dat de drie overheidslagen (gemeente, provincie en Rijk) gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het stelsel van openbare bibliotheken in Nederland. Daarbij moet de komende jaren op twee punten worden gefocust: laaggeletterdheid en ‘participatie van de burger in de informatiesamenleving’. Het convenant richt zich voor een groot deel op de bibliotheken zelf: hoe deze robuust kunnen blijven, dat er een collectief landelijk bibliotheeksysteem moet komen, dat er voldoende gekwalificeerd personeel en vrijwilligers is. Maar ook bevat het de afspraak dat goed bijgehouden moet worden wat de resultaten zijn van wat bibliotheken willen bewerkstelligen.
Bovenop het convenant met gemeenten, provincies en overheid, hebben Stichting Openbare Bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek de handen ineengeslagen met zestien andere organisaties uit het leesveld. Als ‘leescoalitie’ luidden zij op 13 oktober 2020 de noodklok en roepen op tot een ‘ambitieus leesoffensief’.
Van Es: In plaats van een echte aanpak kiest Assen voor een pilot die maar 100 mensen bereikt
Die monitoring is belangrijk, ziet het Assense raadslid Harriët van Es. Van Es: ‘De gemeente heeft gekozen voor een projectmatige aanpak tegen laaggeletterdheid. Bepaalde doelgroepen worden bereikt via verschillende deskundigen en organisaties. Wat wij als PvdA graag hadden gezien, is dat er integraal beleid met doelstellingen binnen het sociaal domein gevoerd wordt. Een aanpak, waarbij je kunt bijhouden hoe het gaat. Als raad kun je niet sturen op een projectmatige aanpak. Het blijft een projectje en dat ga je proberen. Degenen die de projecten uitvoeren zijn verantwoordelijk, in plaats van de gemeente zelf. Dus dat is wel echt een gemiste kans.’
Van Es pleit voor een dashboard waarin je kunt zien hoeveel mensen je bereikt en hoe het gaat met hun geletterdheid. ‘Maar in plaats daarvan komt de gemeente met een pilotproject voor honderd mensen in 2021. Honderd is echt te weinig. En waarom een pilot, terwijl er nota bene een motie is aangenomen dat dit onderdeel moet worden van het sociaal domein?’
Daarbij ziet ze heil in een gecoördineerde aanpak, waarbij financiering vanuit de provincie of het Rijk wordt ingezet om gemeenten de juiste mensen te laten bereiken. Van Es: ‘De Provincie Drenthe doet al heel veel, zo is er de provincie-brede aanpak “Bondgenootschap voor een geletterd Drenthe”. Maar extra geld helpt natuurlijk wel. Hoe je vervolgens de juiste mensen bereikt, is echt iets dat vanuit de gemeente moet komen: die kent de mensen en kan wijkanalyses doen.’
Afbeelding: Werry Crone | ANP