Het zijn mooie tijden in gemeenteland. Overal wordt de eerste begroting van het nieuwe college gepresenteerd. Vaak met een leuke publieksbijeenkomst op een spannende locatie. En soms gewoon saai op het gemeentehuis. Maar altijd zijn er de jubelverhalen. Het zal niemand verbazen, de begrotingen staan allemaal bol van ambitie en vol met mooie woorden. ‘Lastenbeheersing voor de burger’, ‘binnen de inflatiestijging’ en met ‘maximale impulsen voor de woningmarkt en lokale economie.’
En natuurlijk zijn de speerpunten duurzaamheid en energietransitie. Immers, de stad staat voor ‘grote uitdagingen. Bijvoorbeeld als het gaat om energietransitie, klimaat en digitalisering. Deze ontwikkelingen bieden de stad grote kansen die het college wil benutten. Daar zijn doorbraken voor nodig’.
Een enkeling is wat voorzichtiger en begint minder jubelend: ‘Een lastenverhoging en aanvullende maatregelen zijn nodig om de basis op orde te brengen en om onvermijdelijke ontwikkelingen op te kunnen vangen.’ Maar ook zij willen niet achterblijven en steken de loftrompet met er is weer ‘volop ruimte voor energie en nieuwe ambities bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, ruimte mobiliteit en leefbaarheid’. Daar kan niemand op tegen zijn. Sterker, wie niet mee jubelt is een stuk chagrijn.
Zo worden we bedolven onder de ambitie, investeringen en andere grote woorden. En dan het liefst in het fysieke domein, want grote projecten zijn terug van weggeweest. Misschien nog niet die megalomane van voor de crisis, maar het scheelt niet veel. En dat is toch wel vreemd. Niet alleen, omdat er weinig geleerd lijkt te zijn van het verleden, maar vooral omdat het in schril contrast staat met het sociaal domein.
Daar worden andere woorden gekozen. Het gaat vooral om ‘het beheersen van de groei’, ‘het realiseren van besparingen’ en ‘het bevorderen van de uitstroom’. Veel ambitieuze gemeenten worden geconfronteerd met forse tekorten op het sociaal domein. En dan is er wel een fonds voor de tekort gemeenten, maar dat gaat het tekort niet structureel oplossen, zeker niet op de lange termijn. Dat baart zorgen, grote zorgen. Juist waar al heel veel bezuinigd is en investeringen nodig zijn, wordt nog verder geknepen.
De platitudes vliegen je ondertussen om de oren: ‘De fase van de transitie is aangebroken en er moet nu echt geïnnoveerd worden.’ En van ‘het doel is maatwerk’ tot ‘strengere selectie aan de poort’ en ‘het netwerk benutten en de buren kunnen echt wel helpen’. Altijd is de kern weer: zelfredzaamheid en eigen kracht.
Met vriendelijk klinkende woorden als nabijheid wordt de hardheid van beleid verzacht. Zelfzorg als alternatief voor professionele zorg lijkt een heilig doel op zich geworden. Dus is het niet vreemd dat de huishoudelijke hulp vervangen is door een vrijwilliger, ook al komt dat in de praktijk neer op werken zonder loon. Waar een investering van ettelijke miljoenen in rotondes geen vragen oproept, is het investeren in je medemens tot een moreel dilemma verworden. Je ontneemt dan immers ‘iemands zelfoplossend vermogen’.
Het zijn utopieën. Zo was de decentralisatie ook nooit bedoeld. Het doel was om betere zorg te kunnen leveren, meer toegesneden op de wensen en behoeften van mensen zelf. Langer thuis kunnen wonen, omdat je het wilt, niet omdat het moet. Meer hulp van je kinderen, als die dat kunnen, willen en toevallig ook nog in de buurt wonen, en niet omdat de gemeente dat vindt. Meer vertrouwen in de professional, in zijn handelen en oordelend vermogen om die zorg te leveren die nodig is.
Heel treurig word je van de berichten dat het juist de professionals zijn die ‘stil verzet’ plegen. Stil verzet bijvoorbeeld door het probleem een beetje te overdrijven zodat de oplossing in lijn is met het beleid. Het beleid wat er blijkbaar toe heeft geleid dat in plaats van de professional te gaan vertrouwen, de professional de wereld van politiek en beleid is gaan wantrouwen. Alle grote ambities ten spijt.
Afbeelding: Robin Utrecht | Hollandse Hoogte