Iedere twee weken informeert Ton Langenhuyzen (beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie) je over de laatste ontwikkelingen in de Tweede Kamer.
Duurzaam inkopen
PvdA-minister Jacqueline Cramer lanceerde onder het kabinet Balkenende IV (2007-2010) het programma duurzaam inkopen. Dat was bedoeld om overheden te stimuleren milieu- en sociale aspecten mee te nemen bij de inkoop van hun producten en diensten. Het streefdoel was dat de rijksoverheid in 2010 voor 100% duurzaam zou inkopen. Voor gemeenten was het streefdoel 100% in 2015.
Voor diverse categorieën producten werden criteria opgesteld waarmee de inkopers van de overheden konden toetsen of een product duurzaam was ten opzichte van andere producten. Behalve dat de overheid als grote inkoper zelf een forse bijdrage aan duurzaamheid zou leveren, zou – zo was de gedachte – het ook als voorbeeld kunnen dienen voor andere sectoren. Maar in de praktijk stuitte het programma al snel op problemen: het was te bureaucratisch en moest verbeterd worden. Pogingen daartoe lijken niet helemaal gelukt te zijn. En de regering liet een jaar geleden ook nog weten dat ze, vanwege de afgesproken afslanking van de Rijksdienst, het programma nu vooral wil overlaten aan de decentrale overheden. De stevige kritiek verstomde niet: behalve dat bij het Rijk de aandacht verslapt, geven steeds minder gemeenten het prioriteit, blijft het te bureaucratisch en is het niet duidelijk of doelen worden gehaald.
Yasemin Çegerek, woordvoerder milieu van de fractie, wees er in een overleg met staatssecretaris Mansveld op dat de doelstellingen van duurzaam inkopen op deze manier niet worden gehaald. En dat het ook niet als vanzelf goed komt. Eerder werd vanuit het bedrijfsleven gevraagd om het programma duurzaam inkopen te verbeteren. Çegerek wil daarom een goed onderbouwd antwoord op de problemen met duurzaam inkopen in de praktijk De staatssecretaris zegde toe om na overleg met minister Blok van Wonen en Rijksdienst, nog voor de zomer met een plan van aanpak te komen.
Misbruik dwangsomregeling
Op grond van de ‘wet dwangsom’ (ooit een initiatiefwet van Aleid Wolfsen) kunnen burgers die niet op tijd een antwoord van het bestuursorgaan krijgen, voor iedere dag dat dat bestuursorgaan te laat is, een dwangsom vorderen. Dat kan oplopen tot een bedrag van 1260 euro. Uit de evaluatie van die wet blijkt dat die doet waar hij voor bedoeld is namelijk bestuursorganen aanzetten tot het op tijd beslissen. Maar op één terrein is er sprake van misbruik van de dwangsomregeling: sommige burgers schrijven bestuursorganen brieven met een verhuld of onmogelijk Wob-verzoek. Als het bestuursorgaan dan niet binnen de wettelijke termijn voor een Wob-verzoek reageert (8 weken) is het die burger een dwangsom verschuldigd. Het gevolg van deze lacune in de wet is dat bestuursorganen (vrijwel altijd gemeenten) extra ambtenaren aan het werk moeten zetten om deze Wob-verzoeken te ondervangen en af te doen. Voor de Wob werkt de dwangsomregeling dus soms als een middel om vooral gemeenten geld uit de zakken te troggelen. Eerder hebben Manon Fokke en haar VVD-collega Taverne in een motie er al op aangedrongen hier iets aan te doen. Minister Plasterk is onlangs met een wetsvoorstel gekomen dat regelt dat de dwangsomregeling niet langer voor de Wob gaat gelden. Fokke betreurt het dat het nodig is dat goedwillende Wob-verzoekers nu moeten gaan lijden onder de kwaadwillenden, maar ziet ook in dat aan het misbruik op dit moment alleen een einde kan worden gemaakt door de dwangsom niet langer voor de Wob mogelijk te maken. De wet is inmiddels bij de Tweede Kamer in behandeling genomen.
Contactgegevens Ton:
T. 070-3182792
M. [email protected]
Foto: iStock