Lokaal Bestuur
Aanpassing inburgeringswet – ‘Maak het uitvoerbaar’ Foto: Ton Toemen, Hollandse Hoogte | ANP

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil dat gemeenten veel eerder beginnen met de inburgering van statushouders. Wat betreft SZW beginnen vluchtelingen al voor het moment van huisvesting met het inburgeringstraject. Het ministerie wil daarvoor de inburgeringswet aanpassen. De Vereniging Nederlandse Gemeenten ziet beren op de weg.


De VNG merkt op dat de voorgestelde aanpassing niet terugkomt in de Participatiewet. Daarnaast is het momenteel al lastig genoeg om binnen tien weken ná huisvesting met het inburgeringstraject te beginnen, stelt de organisatie.

Wij spraken met Sjoerd Kuiper, René van Amersfoort en Milad Lahdo over het wijzigingsvoorstel voor de inburgeringswet.

Herken je de risico’s die de VNG beschrijft?

‘Zeker. De intentie van het voorstel is goed, want je wilt zo snel mogelijk beginnen met de inburgering van statushouders. Wij hebben in Maassluis een opvanglocatie waar zeventig mensen zitten die zich doodvervelen. Zij mogen het eerste half jaar niet werken en daarna worden ze ook nog eens vaak toebedeeld aan een andere gemeente. Je hebt natuurlijk het liefst dat mensen meteen kunnen inburgeren. Alleen: als ze nu hier zitten, hebben ze nog geen status. Inburgeren kan dan niet. Maar als mensen met een status in de buurt kunnen zitten, dan kan het inburgeren direct. Dat zou mooi zijn. Maar mensen urenlang laten reizen om versneld te gaan inburgeren: dat gaat gewoonweg niet.’

Vormen doorstroomlocaties een oplossing?

‘Dat kan, maar ik moet eerlijk zeggen: in de praktijk werkt dat niet per se. In Rotterdam heeft de gemeente op kosten van het COA een groot passagiersschip neergelegd. Eigenlijk moet de gemeente dat gewoon zelf betalen. Het is een rare variant dat dit niet gebeurt. Een slechte zaak vind ik, want de motivatie voor andere gemeenten om zelf iets te doen daalt dan ook: die gaan allemaal naar het COA kijken.’

Hoe zou de wet verder nog anders kunnen?

‘Volgens mij moet je proberen de asielzoekers die ergens in een azc worden gezet ook in de buurt van dat azc te laten verblijven als ze een status krijgen. Dat is wettelijk niet vast te leggen, maar je kunt wellicht de formulering in de wet dusdanig aanpassen dat het wat flexibeler en praktischer wordt.’

Is dit het enige probleem met de huidige wetgeving?

‘Veel tijd gaat verloren in de fase tussen het verkrijgen van een status en huisvesting. Daarna kost daadwerkelijke plaatsing ook nog veel tijd. Dan is alle initiatief en enthousiasme om in te burgeren vaak al verloren; die lange tijd demotiveert enorm. Naast inburgering meteen mogen werken, kan daarin helpen.’

Is het – zelfs als mensen in de buurt zitten – wel altijd mogelijk om direct een inburgeringstraject te starten?

‘In de regel wel, maar het is altijd maatwerk. Je moet inzoomen op de persoonlijke omstandigheden. Daarom vind ik het duale traject ook zo belangrijk: niet eerst de taal leren en dan pas naar werk kijken, maar alles tegelijk: de taal leren, de cultuur leren kennen, inburgeren, werken en psychologische ondersteuning krijgen als dat nodig is.’


Is het een probleem om statushouders sneller te laten beginnen met inburgeren?

 ‘Ik zie het sneller beginnen met inburgeren juist als een kans, maar ik zie ook wel de dilemma’s. Wij zouden wel eerder willen starten.’

Een probleem dat de VNG schetst, is dat het COA regelmatig een statushouder op het laatste moment aan een andere gemeente koppelt. Als gemeente heb je dan al in inburgering geïnvesteerd. Die kosten kan je nergens meer declareren. Zie jij dat ook als probleem?

‘Financieel is dat te regelen, lijkt me. Daar zou je gewoon afspraken over moeten maken met die andere gemeente, of met het Rijk. Ik heb geen voorkeur voor het Rijk of die andere gemeente die de kosten dan zou moeten dragen. Het gaat erom dat je zelf de financiële lasten niet hebt. Sowieso: je moet dit aan de voorkant beter regelen, zodat je mensen die zijn toegewezen aan een gemeente en al aan het inburgeren zijn niet ineens alsnog weg moeten. Waarom zou je dat überhaupt doen?’

Ander punt is dat veel azc’s ver van de gemeente af liggen. Hoe kun je dat inburgeren dan praktisch organiseren?

‘In de Noordoostpolder zit een azc en die is heel dichtbij. Het kan natuurlijk gebeuren dat een statushouder die heel ver weg zit aan de Noordoostpolder wordt toegewezen. Dan hebben we hier toch echt wel een probleem met het openbaar vervoer. Het voorstel om de wet aan te passen is dan echt kansloos. Je zou het voorstel moeten aanpassen zodat het uitvoerbaar is. Wij hebben hier een goede busverbinding vanuit het azc. Het is allemaal goed te regelen. Maar investeer daar dan in. Ik snap niet waarom je de wet zo in elkaar wilt zetten dat het praktisch niet goed uitvoerbaar is.’

Bieden doorstroomlocaties hier een oplossing voor?

‘Dat zou op zich een oplossing kunnen zijn.’

Hoe belangrijk is het om al vóór huisvesting te beginnen met inburgeren?

‘Heel belangrijk. Hoe sneller, hoe beter. Statushouders moeten zo snel mogelijk meer weten over onze cultuur zodat ze kunnen meedoen. Wachten met inburgeren is gewoon zonde van de tijd. Hetzelfde geldt voor het begeleiden naar werk: doe dat meteen. In Flevoland lopen twee proeven met werk. Statushouders mogen daaraan niet meedoen, omdat ze een wachttermijn hebben. Als alternatief moeten ze stage lopen in plaats van als volwaardig mee te draaien. Dat schiet niet op. Het gaat vaak om mensen die echt wat willen leren, maar die zet je dan in een azc en dan mogen ze niks. Dat slaat nergens op.’

Vind je het terecht dat er onderscheid is gemaakt tussen reguliere statushouders en vluchtelingen uit Oekraïne, die wél meteen mogen werken?

‘Ik vind dat niet terecht, maar ik snap het wel. Ik vind dat iedereen die een status krijgt meteen moet mogen werken, meteen volwaardig meedraaien. Dan leer je sneller Nederlands, je leert de cultuur sneller, alles is dan beter.’


Herken je de problemen die de VNG schetst?

‘Begin zo snel mogelijk met inburgering, dat is de discussie niet. Of dat nu via onderwijs of betaald werk is, als je maar zo snel mogelijk mee kan doen. De VNG heeft vooral praktische kritiek; naast de financiën gaat het vooral om de uitvoerbaarheid. Als je in Groningen verblijft en je wordt gekoppeld aan een gemeente in het zuiden van het land, dan kun je niet verwachten dat een medewerker van die gemeente de statushouder actief bezoekt, of andersom. Dat is logisch.’

Hoe zou de wet aangepast kunnen worden om het wel allemaal praktisch mogelijk te maken?

‘Geef de ruime aan de gemeente om de beste keuzes te maken, ga dat niet landelijk organiseren. Bied gemeenten wel financiële zekerheid; het mag niet uitmaken welke gemeente investeert in de voorinburgering en de gemeente waar de statushouder uiteindelijk gaat wonen.’

Je was zelf 6 toen je met je ouders naar Nederland was gevlucht. Hoe heb jij het inburgeringsproces toen ervaren?

‘Als 6-jarige mag je heerlijk naar de basisschool en mag je spelen. Dan ben je niet bezig met inburgeringsvereiste. Maar de situatie was toen ook anders: we verbleven in een asielzoekerscentrum in Markelo. Daar kregen we als dagbesteding dat we liedjes zongen en dergelijke, niet echt onderwijs. Daar zijn we denk ik wel een jaar gebleven. Daarna kregen we een huis en dan begint alles pas echt. Vanuit mijn perspectief als 6-jarige voelde het in het azc wel alsof ik les kreeg over de Nederlandse taal en cultuur. Vanuit het perspectief van een volwassene is verblijven zonder te weten waar je naartoe gaat verschrikkelijk! De overstap naar een huis voelde absoluut als het ‘echte’ moment van mee gaan doen.’