Vanaf 1 maart 2015 is er een nieuw artikel uit de Opiumwet in werking getreden. Handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt zijn sindsdien strafbaar. Growshopsleven van het verkopen van zaken waarmee hennep kan worden geteeld en moeten dus gesloten worden. Veel van de spullen die in growshops worden verkocht zijn echter ook in gewone doe-het-zelf zaken of bij elektronicawinkels te koop. Een kweeklamp of dompelpomp kan immers ook voor andere doeleinden dan illegale hennepteelt worden gebruikt. De PvdA-fractie was, juist vanwege de onduidelijkheid over wat nu wel en niet verboden was, tegen het aanscherpen van de Opiumwet op dit punt. Inmiddels blijkt het in de praktijk zelfs voor de autoriteiten niet altijd duidelijk waar de grens ligt. Zo kwam in het nieuws dat de Dienst Domeinen in beslag genomen kweekbenodigdheden voor hennepteelt zelf op een veiling te koop had laten aanbieden. Het ging om koolstoffilters, afzuiginstallaties en een kweektent. Voor PvdA-Kamerlid Marith Volp was dit aanleiding om kamervragen te stellen aan de minister van Veiligheid en Justitie. Zo wilde zij weten waarom producten waarvan het verkopen via een growshop strafbaar is, dan wel door de overheid zelf verkocht mag worden. En gaat de koper van de spullen die dan niet opnieuw voor hennepteelt gebruiken? Uit de antwoorden bleek dat het allemaal om een misverstand gaat endat De Domeinen de verkoop van de in beslag genomen spullen net op tijd had kunnen voorkomen. Het zou niet nog een keer gebeuren. Toch geeft dit incident wel aan dat de uitvoering van de wet nog niet zo eenvoudig is. Dat wordt nog eens bevestigd door het feit dat daarna in het nieuws kwam dat ook de Belastingdienst benodigdheden voor de hennepteelt in de verkoop zou hebben gedaan. Volp heeft daarop dezelfde vragen gesteld aan de minister. Hierop kon hij echter niet meteen antwoord geven. Sterker nog: hij heeft meer tijd nodig dan de voorgeschreven beantwoordingstermijn van drie weken. Misschien is er toch iets structureel mis met deze wet?
Binnenhof
Dat het monumentale Binnenhofcomplex gerenoveerd moet worden staat buiten kijf. Uit inspecties, bouwkundige rapporten en contra-expertises komt een beeld naar voren van een gebouwencomplexmet bouwkundige gebreken, die niet voldoen aan de (vaak ook wettelijke) vereisten ten aanzien van ARBO, brandveiligheid of gezondheid. De noodzaak van een grondige renovatie wordt gedeeld door de (vertegenwoordigers) van de bewoners van het Binnenhof: de Eerste en Tweede Kamer, Algemene Zaken en de Raad van State. Namens de fractie is Agnes Wolbertwoordvoerder. Minister Blok van Wonen en Rijksdienst, de verantwoordelijke bewindspersoon, heef zich uitgebreid laten adviseren. Voor de renovatie zijn uiteindelijk twee varianten onderzocht: de variant waarbij de bewoners zo veel mogelijk op het Binnenhof aanwezig blijven en in delen moeten verhuizen duurt minstens 13 jaar en de variant waarbij alle bewoners in een keer verhuizen en het complex in een keer wordt aangepakt duurt 5,5 jaar. Het kabinet heeft gekozen voor de variant waarin alle gebruikers van het Binnenhof in 2020 in één keer worden verhuisd naar één gezamenlijke locatie (het voormalig ministerie van Buitenlandse zaken).Agnes Wolbert volgt deze keuze. Daarbij speelt vooral mee dat de lange variant over langere tijd het parlement zal storen. De massale bouw- en sloopactiviteiten zijn niet te combineren met het parlementaire werk. Bovendien is er sprake van grotere veiligheidsrisico’s en dreigen er storingen aan technische installaties. En vooral: de lange variant is 125 mln. euro duurder dan de variant van 5,5 jaar. Het nadeel van deze variant is dat het de herkenbaarheid van het “hart van de democratie” kan verminderen en er als publiekstrekker meer onder zal lijden. Dat is inderdaad pijnlijk maar voor een groot deel op te vangen door – zoals het kabinet ook wil -de bouwplaats voor het publiek toegankelijk te maken en afspraken te maken met ProDemos en ondernemers in de Haagse binnenstad. Bovendien zal de tijdelijke huisvesting van het parlement ook voor het publiek toegankelijk zijn. Wolbert wil dat bij de concrete uitvoering van die plannen zo veel als mogelijk rekening wordt gehouden met verbetering van de toegankelijkheid van het gebouw voor gehandicapten, slechthorenden en slechtzienden. Bij de bouw moet bovendien rekening gehouden worden met ”social return on investment”. Bijvoorbeeld door bij aanbestedingen het inzetten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te verplichten. Daarnaast moet de bouw zo duurzaam mogelijk worden: de renovatie moet toekomstbestendig zijn en voorzien in een duurzame energiehuishouding.
Foto: Nationale Beeldbank
Deze rubriek wordt samengesteld door Ton Langenhuyzen (beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie)
Contactgegevens Ton:
T. 070-3182792
M. [email protected]