Het aantal betaalbare huurwoningen is te laag. Huurders met een relatief laag inkomen kunnen daardoor moeilijk aan een betaalbare woning komen. Volgens Albert de Vries wordt een deel van dat probleem veroorzaakt door gemeenten die te weinig grond beschikbaar stellen voor de bouw van middenklasse huurwoningen. Ook zou minister Blok van Wonen en Rijksdienst samen met gemeenten moeten bekijken waar er grote behoefte is aan goedkope sociale woningbouw om daar snel tijdelijke woningen te realiseren. Een andere oorzaak voor het tekort aan betaalbare woningen is het scheefwonen: huurders met een hoog inkomen blijven in goedkope woningen zitten. Een middel om deze huurders te stimuleren om hun goedkope woning te verruilen voor een duurdere, is het extra verhogen van hun huur. Hoewel dat op zich een goed idee is, vindt De Vries het onterecht om ouderen die eigenlijk te veel inkomen hebben voor een sociale huurwoning ook met die extra huurstijging op te zadelen. ‘Het is onredelijk en oneerlijk om van mensen die vaak al tientallen jaren in hetzelfde huis wonen en het toch al niet breed hebben, te verwachten dat zij verhuizen naar een duurdere woning of een koophuis’. De Vries wil dat deze groep ouderen wordt ontzien bij het doorvoeren van extra huurverhogingen. Dat geldt ook voor gezinnen met vier of meer personen die met een middeninkomen toch al vaak klem zitten.
Boetes en bijstand
Een bijstandsuitkering moet ervoor zorgen dat burgers die geen inkomen hebben in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Iemand die verhult dat hij een inkomen heeft om zo toch een bijstandsuitkering te kunnen krijgen pleegt dan ook fraude. Loopt deze persoon tegen de lamp dan moeten de ten onrechte verkregen uitkeringen terugbetaald worden en kan iemand zelfs een gevangenisstraf krijgen. Daarnaast kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen aan degene die niet alle inlichtingen geeft die nodig zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand. Over de hoogte van die boete stelden John Kerstens en Jeroen Recourt schriftelijke vragen aan staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Jetta Klijnsma. De aanleiding voor de vragen was een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, de hoogste rechter op het terrein van sociale uitkeringen). Volgens de CRvB moeten gemeenten bij het opleggen van een bestuurlijke boete rekening houden met de individuele situatie van uitkeringsgerechtigde. ‘De hoogte van de boete moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van betrokkene’. Daarbij kan ook de financiële draagkracht van de overtreder een rol spelen. De CRvB gaat er daarbij vanuit dat al het inkomen boven de beslagvrije voet (het deel van het inkomen waar een deurwaarder geen beslag op mag leggen) volledig beschikbaar is voor het betalen van de boete. Dat geldt ook voor eventueel beschikbaar vermogen. Deze en eerdere uitspraken van de CRvB leiden er toe dat de wet- en regelgeving op het punt van de bestuurlijke boete wordt aangepast.
Afbeelding: Hollandse Hoogte
Deze rubriek wordt samengesteld door Ton Langenhuyzen (beleidsmedewerker Tweede Kamerfractie)
Contactgegevens Ton:
T. 070-3182792
M. [email protected]