Met de komst van de nieuwe Wet inburgering ligt de verantwoordelijkheid voor inburgering vanaf 2021 niet langer bij de statushouder, maar bij de gemeente. Dat dit een goede stap is, daar zijn de meeste partijen het wel over eens. Maar hoe voorkom je grote verschillen tussen de gemeenten en hoe bereid je je als gemeente goed voor?
Wethouder Menno Roozendaal van de gemeente Meierijstad begint liever vandaag dan morgen met de nieuwe Wet inburgering. ‘De praktijk heeft uitgewezen dat het niet werkt om de verantwoordelijkheid hiervoor bij de statushouders zelf te leggen. Mensen komen uit een andere cultuur, hebben vaak al het een en ander meegemaakt, ze spreken de taal niet en hebben tijd nodig om te aarden. Die kun je die verantwoordelijkheid niet zomaar geven, dat vraagt om begeleiding.’
Meierijstad is net begonnen met een nieuwe pilot in aanloop naar de nieuwe Wet inburgering. ‘Daarmee richten we ons op vrouwelijke nareizigers, of partners die uit een ander land naar Nederland komen. We willen kijken hoe we deze groep snel de Nederlandse taal kunnen leren, en ze snel de weg leren in onze samenleving en op de arbeidsmarkt.’
Roozendaal: Begin liever vandaag dan morgen
Echtscheidingen komen in deze groep veel voor, zegt Roozendaal. ‘Het doet natuurlijk wat met je relatie als je na een paar jaar weer herenigd wordt. Ook spelen culturele verschillen tussen de nieuwkomer en de partner hierin een rol. Door vrouwen snel de taal te leren, kunnen ze een goede positie innemen in onze samenleving. Daar moet hun man mee leren omgaan. Om die processen goed te laten lopen werken we samen met mensen uit andere culturen die hier al langer wonen. Zo werken we met een Eritrese onderneemster die zich heel goed heeft ontwikkeld op het gebied van Nederlandse taal en cultuur. Zij kan echt een voorbeeld zijn voor nieuwkomers.’
Roozendaal ziet het met vertrouwen tegemoet. ‘Dit is een groep die we als gemeente al kennen. We verstrekken al subsidie aan VluchtelingenWerk voor de begeleiding, we zijn al verantwoordelijk voor de huisvesting en we verzorgen hun uitkering. Maar we konden niet veel doen aan de inburgering. Daar hebben we straks meer mogelijkheden voor. Er is een groep die onnodig in de uitkering zit; die meer wil en kan. Daar kunnen we met een beetje hulp veel voor doen.’
Zorgen over rondpompen mensen
Nico de Gier, fractievoorzitter van de PvdA Westland, maakt zich meer zorgen. ‘Westland is niet de meest vooruitstrevende gemeente, en dan zeg ik het netjes. We zijn al eens op de vingers getikt omdat we meer moeten doen aan de huisvesting van statushouders. Maar een meerderheid van de raad zou statushouders liever helemaal niet huisvesten in onze gemeente.’
Westland doet mee aan de pilot ‘Brede intake-persoonlijk Plan Inburgering en Participatie’. ‘Alle statushouders die hier komen wonen, gaan binnen zes weken naar de sociale werkvoorziening om arbeidsritme op te doen met eenvoudig productiewerk. De gemeente begeleidt ze op het gebied van inburgering.’
De Gier: Ik verwacht niet dat het veel beter wordt
Hoewel de pilot nog niet lang genoeg loopt om al echt over uitkomsten te kunnen spreken, ziet De Gier wel een trend. ‘Statushouders blijven in de sociale werkvoorziening tot hun inburgering is afgerond, dan kunnen ze richting de arbeidsmarkt. We hebben hier veel laaggeschoold werk in de tuinbouw en de schoonmaak. Ze stromen dan tijdelijk uit. Maar zo gauw de loonkostensubsidie stopt, stopt ook hun dienstverband. Mensen komen weer in de WW, in de bijstand en zijn zo weer terug bij de gemeente die ze weer naar de sociale werkvoorziening stuurt. Zo pompen we mensen rond.’
Als eenmansfractie in een raad met 39 zetels is het lastig hier iets aan te doen. ‘Ik stel regelmatig vragen, maar krijg nauwelijks antwoord. Ik zou graag de loonkostensubsidie op een andere manier inrichten zodat mensen meer kansen krijgen op een vaste baan.’ De Gier verwacht niet dat het veel beter wordt als de gemeente vanaf 2021 zelf aan de slag gaat met de inburgering. ‘Ik denk dat het terechtkomt bij VluchtelingenWerk en de welzijnsorganisatie; dat ze inzetten op vrijwilligers om mensen te begeleiden. Zo werkt het hier vaak in de gemeente. We zetten eerst vrijwilligers in voordat we mensen toegang geven tot de daadwerkelijke regelingen.’
Eerst vertrouwen winnen
Roberto Kist is burgerraadslid in Zwolle. Hij is blij met de nieuwe Wet inburgering. ‘Je moet die verantwoordelijkheid niet bij nieuwkomers neerleggen die de taal niet spreken. We zien dat het in Zwolle nu redelijk goed gaat, omdat er hulp komt vanuit de samenleving, maar dat zou niet nodig moeten zijn. De nieuwe wet is een goede stap.’ Al ziet Kist ook nadelen. ‘Als je het naar gemeenten brengt, loop je ook het risico dat de ene gemeente het anders oppakt dan de ander. Dat kan positief zijn, want je hebt de mogelijkheid om maatwerk te bieden voor je inwoners. Maar in gemeenten met een rechtse gemeenteraad kan het slecht uitpakken.’
Kist: In Zwolle komt het goed, maar voor rechtse gemeenten weet ik het nog niet
Een Syrische inspreker in de Zwolse gemeenteraad gaf een goed advies. ‘Hij vertelde ons dat het belangrijk is om rekening te houden met de cultuur waar mensen vandaan komen. Veel mensen die gevlucht zijn, zien de overheid als een dictatoriale vijand. Je moet er eerst aan werken dat nieuwkomers je gaan vertrouwen. Als je erg op verplichtingen gaat zitten bij de inburgering, kan dat dus slecht uitpakken. Ik zie dat in Zwolle wel goed komen, maar maak me zorgen over steden waar een partij als de PVV een stevige plek in de raad heeft.’
VluchtelingenWerk is blij met de komst van de nieuwe Wet inburgering, maar deelt de zorg over de verschillen bij gemeenten. ‘Een statushouder kan zelf niet kiezen waar hij komt te wonen. Als je dan van een andere statushouder hoort dat het in zijn gemeente anders gaat, is dat heel verwarrend. Wij zouden daarom liever zien dat er meer richtlijnen komen voor gemeenten’, vertelt beleidsmedewerker Erna Lensink.
Nu beginnen met voorbereiding
Zij adviseert gemeenten om zo snel mogelijk te beginnen met de voorbereidingen voor de nieuwe wet. ‘Verdiep je in de doelgroep en in het aanbod op het gebied van inburgering. Kijk ook goed hoe de zaken geregeld zijn binnen de gemeentelijke organisatie. Vaak is het nodig om met meerdere afdelingen samen te werken.’
Ook adviseert Lensink om de samenwerking te zoeken met gemeenten in de regio. ‘Bijvoorbeeld door gezamenlijk inburgeringstrajecten in te kopen. Met meerdere gemeenten samen is het makkelijker om voldoende cursisten bijeen te brengen. Ook adviseren we om zoveel mogelijk te beginnen in het asielzoekerscentrum, door bijvoorbeeld daar al te starten met de intake. Als je daar regionaal afspraken over maakt, kun je effectief samenwerken.’
Lensink: Het wordt nog een flinke klus
Volgens Lensink is het vooral voor kleinere gemeenten nog best een aardige klus. ‘Gemeenten met weinig nieuwkomers moeten echt hun deskundigheid op dit punt ontwikkelen. Waarschijnlijk komt dit neer op de klantmanagers van sociale zaken. Die zullen zich hierin moeten scholen, want het vraagt specifieke kennis en cultuursensitiviteit. Divosa heeft hier een aanbod voor, en ook vanuit VluchtelingenWerk kunnen we gemeenten helpen. Het mag officieel geen decentralisatie heten, maar dat is het in de praktijk natuurlijk wel. Dit vraagt best wat van de gemeenten.’
Afbeelding: Bram Belloni | Hollandse Hoogte