Eigenlijk kwam het nauwelijks meer als een verrassing. Maar toch moest ik even zuchten toen ik las dat de Omgevingswet weer wordt uitgesteld. Ik ben inmiddels de tel kwijtgeraakt, maar in de laatste twee jaar is het alleen al de derde keer.
Onze nieuwe minister op wonen Hugo de Jonge, die wij in het verleden toch vaak van besluiteloosheid rond bijvoorbeeld de jeugdzorg hebben beticht, nam dit besluit zowaar in de eerste weken van zijn nieuwe ministerschap. Misschien, omdat hij de wet bij nader inzien toch niet zo ziet zitten, of omdat een debacle met het nieuwe digitale systeem DSO niet kan worden uitgesloten. Vermoedelijk zal het eerder het laatste zijn, aangezien hij de wet een paar weken geleden nog een ‘zegen voor de mensheid’ noemde. Hoe het ook precies zit: een nieuw debacle kan deze minister zich niet meer veroorloven, daarvoor ligt de kwestie rond Sywert van Lienden nog te vers in het geheugen.
De Omgevingswet is een fenomeen op zich. Na een hele lange aanloop is de wet in 2014 ingediend bij de Tweede Kamer. Geheel in de tijdgeest van het kabinet Rutte II is het bij uitstek een liberale wet die zou uitgaan van vertrouwen in ontwikkelaars en burgers. ‘Ja, mits’ in plaats van ‘nee, tenzij’. En waarom ook niet? Niemand wil toch nog een potje maken van ruimtelijke ordening, wij zijn toch wijzer dan de Belgen?
‘Een zegen voor de mensheid’ dus. Een liberale zegening wel te verstaan. Geheel in lijn met ‘minder regels’ en minder overheid gaat het om bundeling van 26 wetten tot één. Het einde van de stroperige bureaucratie voor burgers en bedrijven bij het aanvragen van vergunningen én tegelijkertijd vanuit je eigen huiskamer zicht hebben op elk bestemmingsplan in Nederland. Als je het zo opschrijft, zou je bijna bedroefd zijn dat er weer sprake is van uitstel. Bijna.
Gemeenten experimenteren namelijk volop met de Omgevingswet. Los van alle digitaliseringsvraagstukken worden experimenteergebieden aangewezen, besluiten genomen over verdeling van taken en bevoegdheden tussen college en raad, en wordt er nagedacht over omgevingsplannen, over omgevingsvisies, over het kapbeleid.
Als gemeente mag je best wel veel zelf bedenken. Bijvoorbeeld over bomen. In mijn gemeente mogen we nu zelf kappen tot 30 cm doorsnede van de stam op 1,30 m hoogte, mits de boom niet staat op een lijst van beschermde bomen. Die beschermde bomen staan dan wel met alleen hun Latijnse naam op de lijst. Niet heel erg toegankelijk, ikzelf ben al blij als ik een berk van een beuk kan onderscheiden.
Daarmee komen we als vanzelf op dat andere stokpaardje van de Omgevingswet: de participatie. Voor de één een droom en voor de ander een nachtmerrie. De wet stimuleert vroegtijdige participatie, maar ook niet meer dan dat. Ondanks verwoede pogingen van de Eerste Kamer onder leiding van onze eigen Jopie Nooren om de wet op dit onderdeel bij te sturen, kunnen gemeenten zelf de spelregels blijven opstellen. Dat klinkt leuker dan het is. Gemeenten kunnen zo namelijk bepalen of bewoners speelbal of spelpartner van ontwikkelaars worden.
Willekeur ligt dus op de loer. Gelukkig heeft de nieuwe minister door het uitstel de tijd om hier wat op te verzinnen. Het uitstel is immers ingegeven vanuit de wens voor ‘een verantwoorde en zorgvuldige manier van invoering’. En daar, beste Hugo, horen betere spelregels rondom participatie bij.
Afbeelding: Martijn Beekman | ANP